LAKS

1 3e editie speciaal voor leerlingen

3 Vorig jaar heeft het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) de tweede versie van de taalgids uitgebracht. We hebben veel positieve reacties ontvangen en we horen steeds vaker dat leerlingen, scholen, organisaties en experts de tips uit onze taalgids ook echt gebruiken. Zo wordt er steeds vaker van onderwijsrichtingen gesproken, worden mbo studenten geen leerlingen meer genoemd en gaan steeds meer mensen het gesprek aan over de taal die we gebruiken in het onderwijs. De afgelopen tijd hebben we met leerlingen, maar ook met organisaties en experts gesproken over de taalgids. Welke woorden hebben we over het hoofd gezien? Welke woorden werken toch minder goed en kunnen we daar andere woorden voor vinden? Kunnen we tot nieuwe woorden komen? Een groot verschil met de twee vorige edities is dat deze taalgids echt voor de leerlingen is. Deze versie is nog meer op leerlingen zelf gericht zodat zij op en buiten school met de taaltips aan de slag kunnen. Het resultaat is deze herziene, derde editie van de taalgids. Ontstaan van de taalgids

5 Taal gebruiken we om onszelf en anderen te begrijpen. We gebruiken woorden om aan anderen te vertellen wat wij bedoelen, hoe we dingen zien en hoe wij onszelf zien. Maar taal kan mensen ook verdelen. Met de taal die we gebruiken kunnen we mensen (on)bewust buitensluiten en benadelen. Dat komt omdat er in sommige woorden een waardeoordeel verstopt zit waar we ons niet altijd van bewust zijn. Door met elkaar na te denken over taal ontstaan er steeds nieuwe inzichten, en komen we er achter dat sommige woorden wel en andere woorden juist niet zo fijn zijn. De taalgids is een manier om hier met elkaar over in gesprek te gaan. Want is zittenblijven wel het juiste woord om aan te geven dat iemand een jaar moet overdoen? En waarom worden extra activiteiten op school vaak plusklassen genoemd? In deze taalgids staan nog veel meer woorden waar je samen of alleen over kunt nadenken. En dit jaar richten we ons vooral op jullie, de leerlingen. Daarom staan er naast taaltips ook taalopdrachten in het boek, je kunt je eigen taal woordenlijst maken én achter in het boek vind je inspiratieopdrachten voor docenten om in de les te gebruiken. Genoeg dus om verder te oefenen met de woorden en ideeën uit deze taalgids. Zo hopen we dat jullie met elkaar gaan praten over taalgebruik in de klas, maar ook over het taalgebruik dat docenten bijvoorbeeld gebruiken. Het LAKS is zich ervan bewust dat taal verandert. Met deze taalgids vragen we naast leerlingen ook de beleidsmakers, docenten, schoolleiders, bestuurders en ander onderwijspersoneel om na te denken over de woorden die zij gebruiken. Voor sommige woorden stellen we andere woorden voor. Of je deze woorden ook gaat gebruiken is aan jou. De taalgids is er om tips en ideeën te geven, het zijn geen regels. Het LAKS streeft ernaar deze taalgids elk bestuursjaar te herzien. Ook wij moeten blijven leren en evalueren welke woorden aan verandering toe zijn. Hier kunnen we jullie hulp bij gebruiken! Ben je een leerling en heb je ideeën, aanvullingen of mis je iets? Laat het ons weten! Dit geldt ook voor beleidsmakers, onderwijspersoneel en andere betrokkenen. Stuur je tips, ideeën en gedachten naar info@laks.nl. Inleiding

7 Hoofdstuk 2 | Hoe past onderwijs bij jou? Hoofdstuk 3 | In de les Hoofdstuk 1 | Het hoger en lager probleem 8 24 44 Dus, de taalgids: wat nu? 68 Contact 74 Opdrachten voor docenten 70 Eigen woordenlijst 72 Proloog 2 Inleiding 4 Colofon 75 Onderwijsrichtingen Vmbo-tl Entree, mbo 2, 3 of 4 Wisselen Mbo-, hbo-, wo-opgeleiden en mensen zonder vervolgopleiding Opdrachten hoofdstuk 1 Thuiszittende jongeren of kinderen Leerlingen met een chronische ziekte of beperking Neurodivergentie Gespecialiseerd onderwijs Nieuwkomers Een jaar overdoen Opdrachten hoofdstuk 2 Gender: in de klas Beroepingsbenaming Discriminatie en racisme in de klas Stagediscriminatie Verwijzen naar het vermogen van leerlingen Lesboeken en lessen AI in de les Opdrachten hoofdstuk 3 10 12 14 16 18 20 26 30 32 34 36 38 40 46 48 50 52 54 56 60 62

9 Wat is ‘hoger’ en wat is ‘lager’ in het onderwijs en waarom denken we dat sommige leerlingen meer kunnen dan anderen? Op de middelbare school volgt iedereen, als het goed is, de leerrichting die bij hen past. Helaas bestaan er veel vooroordelen over de verschillende leerrichtingen. Maar hoe je leert en wat je leert zegt niets over wie je bent. Binnen iedere onderwijsrichting bestaan er andere vormen van leren. We horen vaak dat er een duidelijk verschil is tussen theoretisch (leren door vooral te lezen en te denken) en praktisch (leren door dingen te doen) leren. Hier wordt dan een waardeoordeel aan gekoppeld, namelijk dat theoretisch beter zou zijn. Het LAKS vindt niet dat de ene onderwijsrichting ‘beter’ is dan een ander. Het LAKS vindt ook dat het niet goed is om een verschil te maken tussen theorie en praktijk. Alle onderwijsrichtingen en de meeste vervolgopleidingen bestaan namelijk uit een mix tussen theorie en praktijk. In dit hoofdstuk geven wij taaltips over verschillende onderwijsvormen en woorden waarbij vaak het onderscheid tussen ‘hoger en lager’ gemaakt wordt. Zo hopen we het ‘hoger en lager probleem’ bespreekbaar te maken.

11 onderwijsniveaus Waarom vragen we hier aandacht voor? Als we het hebben over het havo, vmbo, vwo en praktijkonderwijs spreken we vaak van onderwijsniveaus. Het woord ‘niveau’ kan namelijk de indruk wekken dat het ene beter is dan het andere en dat leerlingen altijd voor het ‘hoogst’ haalbare moeten gaan. Volgens het LAKS is er geen hoog en laag, maar zijn er verschillende manieren van leren. Het LAKS kiest er daarom voor om de term onderwijsniveaus niet te gebruiken. Het LAKS is van mening dat elke onderwijsrichting even goed en even waardevol is. Volgens het LAKS is het belangrijkste in het onderwijs dat een leerling op een passende plek komt waar die wordt uitgedaagd en goed wordt voorbereid op diens toekomst. Daarom spreken wij van onderwijsrichtingen. Tips Het LAKS kiest ervoor om te spreken van onderwijsrichtingen. Weet je over welke onderwijsrichting het gaat? Benoem dan dat je het over het praktijkonderwijs, havo, speciaal onderwijs, vwo of vmbo hebt. onderwijsrichtingen

13 Tips Het LAKS gebruikt vmbo-tl. Zo voorkom je onduidelijkheid over verschillende onderwijsrichtingen en voorkom je dat het vmbo- tl als ‘beter’ wordt gezien. In de wet worden veel verschillende termen gebruikt voor hetzelfde. Zo wordt er vbo (voorbereidend beroepsonderwijs, de oude benaming), vmbo en mavo gebruikt. Het helpt als ook in de wet wordt gekozen voor de officiële naam, vmbo-tl. Het LAKS is voorstander van brede scholen – een school waar alle onderwijsrichtingen (samen) les krijgen – om segregatie tegen te gaan. Waarom vragen we hier aandacht voor? Veel scholen gebruiken mavo in plaats van vmbo-tl. Hoe komt het dat scholen soms het woord mavo gebruiken in plaats van vmbo-tl? Volgens het LAKS heeft dit te maken met hoe er over het vmbo wordt gedacht: het imago van het vmbo. Dat imago is helaas vaak niet zo positief. Scholen gebruiken vaak nog mavo om het imago van de school beter te maken. De mavo zelf bestaat alleen al jaren niet meer, sinds in 1999 het vmbo is opgericht spreken we niet meer van de mavo. Het LAKS ziet dat scholen er vaak voor kiezen om een apart schoolgebouw voor alleen vmbo-tl leerlingen op te richten of om toch nog het woord mavo te gebruiken in plaats van vmbo-tl. Het gebruiken van de oude naam (mavo) en/of vmbo-leerlingen in een apart schoolgebouw lesgeven is geen oplossing. Er zit een verschil tussen hoe lessen worden gegeven op vmbo-tl en op vmbokader en basis, maar door leerlingen in aparte gebouwen les te geven maak je dit verschil alleen maar groter en zichtbaar. Terwijl het juist leuk en leerzaam is om met andere leerrichtingen een gebouw te delen. Als leerlingen van verschillende leerrichtingen in verschillende gebouwen les krijgen en niet met elkaar in aanraking komen, noemen we dat segregatie. Segregatie gebeurt niet altijd expres en niet alleen op scholen, maar ook buiten school. Segregatie kan je zien, bijvoorbeeld bij scholen die alleen voor vmbo-t leerlingen zijn, maar segregatie kan je ook voelen. En soms gebeurt dat beiden tegelijk. Je ziet en je voelt dat je niet binnen een omgeving past. Dat ligt nooit aan jou, maar heeft alles te maken met hoe ruimtes zijn ingericht en hoe mensen zich gedragen. Het LAKS is een voorstander van brede scholen en brede brugklassen. Brede scholen zijn scholen waar alle onderwijsrichtingen met elkaar naar school gaan, in hetzelfde schoolgebouw. Bij brede burgklassen blijven leerlingen met verschillende adviezen langer bij elkaar in de klas, zodat je van elkaar kan leren en met elkaar om kan gaan zonder dat je het gevoel hebt dat je ergens niet welkom bent. mavo vmbo-tl

15 Waarom vragen we hier aandacht voor? Op het mbo worden de verschillende opleidingsvormen aangeduid met ‘niveau’. Zo kun je een niveau 1 (entree), niveau 2, 3 of 4 opleiding doen. Hiermee lijkt het alsof de ene opleidingsvorm beter is dan de andere, terwijl het hier net als in het hoofdstuk onderwijsrichtingen weer gaat om verschillende manieren van leren. Daarom spreekt het LAKS liever van opleidingsvormen in plaats van niveaus. Daarnaast laten we in een opsomming het woord ‘niveau’ weg. In plaats van mbo niveau 2, gebruikt het LAKS dus mbo-2. Ook zou je de officiële benaming voor de verschillende opleidingsvormen kunnen gebruiken, dit gebeurt al veel bij de entreeopleiding (mbo 1). Bij de officiële benaming zie je extra goed dat het om verschillende opleidingsvormen gaat, in plaats van om verschillende niveaus. De officiële benamingen zijn: Mbo 1 = entreeopleiding Mbo 2 = basisberoepsopleiding Mbo 3 = vakopleiding Mbo 4 = middenkader- en specialistenopleiding Weet je precies welke opleiding iemand doet? Benoem dan de naam van de opleiding. Bijvoorbeeld de opleiding tot retailmedewerker. Op deze manier benadruk je waar studenten tot worden opgeleid, zonder daar een waarde aan te koppelen. Is het nodig om de opleidingsvorm erbij te benoemen? Gebruik dan de officiële benaming of laat het woord ‘niveau’ weg. mbo-niveaus entree, mbo 2, 3 of 4 Tips Het LAKS en JOBmbo spreken van entreeopleiding en van mbo 2, mbo 3 en mbo 4. Aangezien de benamingen voor mbo 2, mbo 3 en mbo 4 minder bekend zijn dan de oorspronkelijke benamingen, kiezen wij hier voor de tussenstap: het woord ‘niveau’ weglaten. Stimuleer het gebruik van de oorspronkelijke benamingen, zoals bij de entreeopleiding al wordt gedaan. Dan focussen we meer op wat je leert in plaats van op welke opleidingsvorm ‘beter’ is dan de ander.

17 Waarom vragen we hier aandacht voor? Als er wordt gewisseld tussen verschillende onderwijsrichtingen, zoals van vmbo naar havo of van havo naar vmbo, wordt er vaak gesproken van op- en afstromen. Als je van vmbo naar havo wisselt of van havo naar vwo, wordt dat vaak opstromen genoemd. Dit omdat havo en vwo als ‘hogere niveaus’ worden gezien (zie: onderwijsrichtingen). Als gevolg daarvan wordt het vaak afstromen genoemd als je van vwo naar havo wisselt of van havo naar vmbo. Net als bij het woord onderwijsniveaus zit er een waardeoordeel aan de verschillende onderwijsrichtingen. En dat is zonde, want elke onderwijsrichting heeft een eigen manier van leren en het gaat er natuurlijk om welke onderwijsrichting het beste bij je past. Daarom denken we dat overstappen of wisselen betere termen zijn. Tips Het LAKS gebruikt de term wisselen of overstappen. Met deze term wil het LAKS benadrukken dat elke onderwijsrichting evenveel waard is. Benoem het altijd zo specifiek mogelijk. Weet je van en naar welke onderwijsrichting de leerling wisselt? Benoem dat dan. op- en afstromen wisselen

19 Tips Waarom vragen we hier aandacht voor? Ook bij de termen hoogopgeleiden en laagopgeleiden komt het waardeoordeel, dat eerder al naar voren kwam bij onderwijsniveaus en op- en afstromen, weer terug. De ene opleiding wordt gezien als ‘beter’ en dus ‘hoger’, de andere opleiding als ‘minder’ en ‘lager’. Vaak worden wo- en hbo-opleidingen gezien als ‘hoog’ en mbo-opleidingen als ‘laag’. Meestal wordt het alternatief theoretisch/praktisch opgeleid genoemd. Het LAKS is hier geen voorstander van, omdat er geen verschil is tussen theoretische en praktische opleidingen. Niet alle mbo-opleidingen zijn praktisch en niet alle hbo/wo opleidingen zijn alleen maar theoretisch. Opleidingen hebben vrijwel altijd een praktisch én een theoretisch deel. Daarnaast komen opleidingen die vaak als theoretisch worden gezien, zoals rechten, ook voor op het mbo. En opleidingen die meer neigen naar de praktische kant, zoals verpleegkunde, komen ook voor op het hbo en wo. Het LAKS vindt dit alternatief daarom geen oplossing. In lijn met het verschil tussen ‘hoog’ en ‘laag’ onderwijs, worden het hbo en wo ook wel hoger onderwijs genoemd. Er wordt dan een verschil gemaakt tussen het mbo en het hbo en wo onderwijs. Een beter alternatief volgens ons, is om te spreken van vervolgonderwijs. Zo praat je over het mbo, hbo en wo en stimuleer je de gelijke waardering van mbo-studenten en daarmee ook van vmbo-leerlingen. Het LAKS benoemt de opleidingen waar het om gaat liever specifiek. Dus benoem het als het gaat om iemand die een wo-opleiding, een hbo-opleiding, een mbo- opleiding of iemand die geen vervolgopleiding heeft gedaan. Spreek van vervolgonderwijs in plaats van hoger onderwijs, om de gelijke waardering van het mbo te stimuleren. hoog- en laagopgeleiden mbo-, hbo-, wo-opgeleiden en mensen zonder vervolgopleiding Tila - Student “Er wordt vaak op ons als mbo-ers neergekeken, dat is vervelend. Het voelt alsof je niet serieus wordt genomen terwijl er wel wordt verwacht dat ik en mijn medestudenten volgend jaar sociaal werkers zijn met een hoge werkdruk, die een grote bijdrage leveren aan de samenleving”.

21 Hier vind je verschillende opdrachten om aan de slag te gaan met de woorden uit het eerste hoofdstuk. De opdrachten zijn verdeeld in bespreek, zoek-op en doe-opdrachten. Zo kun je bijvoorbeeld aan de hand van een bespreek-opdracht een gesprek starten met je klasgenoten, docenten of schoolleiders. De opdrachten zijn bedoeld om de taalgids ook op jouw school te laten leven en verder na te denken over de taal uit het eerste hoofdstuk in jouw omgeving. opdrachten het hoger en lager probleem Bespreek: Herken jij dat er anders wordt gedacht over verschillende onderwijsrichtingen? Hoe wordt er bijvoorbeeld door jou en je vrienden over andere richtingen gesproken? Wat valt je hierin op? En waarom? Zoek uit wat het verschil is tussen de verschillende mbo-opleidingsvormen. Lijkt het je leuk om een opleiding binnen een van deze opleidingsvormen te doen? Welke?

23 Doe: Lees (bijvoorbeeld tijdens een LOB-les) het manifest ‘Zoek de breedte op!’. Schrijf op welke punten uit het manifest jij belangrijk vindt. Lees (bijvoorbeeld tijdens een LOB-les) het manifest ‘Zoek de breedte op!’. Schrijf op welke punten uit het manifest jij belangrijk vindt. Ga eens langs de opendagen van mbo-opleidingen. Het mbo is niet alleen voor vmbo-leerlingen beschikbaar maar voor iedereen. Wat zijn de verschillen tussen de onderwijsrichtingen? Noem per onderwijsrichting positieve kenmerken. Zoek op: Kijk op de schoolwebsite en bekijk welke benaming jouw school gebruikt wanneer het gaat om onderwijsrichtingen. Gebruikt jouw school de term ‘niveau’ ga daar dan in gesprek om dit aan te passen, bijvoorbeeld met klasgenoten, tijdens een les maatschappijleer, met de leerlingenraad of misschien zelfs met het schoolbestuur!

25 School moet voor iedere leerling een fijne plek zijn. Als je bijvoorbeeld door omstandigheden niet naar school kunt gaan, je niet (goed) Nederlands spreekt of je een andere leerstijl hebt, kun je een moeilijkere ervaring hebben met onderwijs dan anderen. Voor sommige leerlingen is het niet vanzelfsprekend dat zij naar school kunnen gaan, doordat zij bijvoorbeeld moeten wachten tot er plek is op een school die bij hen past. In dit hoofdstuk bespreken we woorden en onderwerpen die gaan over verschillende manier van onderwijs en leren. We bespreken woorden die gaan over ondersteuningsbehoeften, verschillende soorten van onderwijs, maar ook dat het soms goed is om iets langer over een jaar te doen. Want iedereen is anders en heeft een andere manier van leren.

27 Tips Het LAKS heeft nog geen ander woord voor thuiszitters waar we helemaal tevreden over zijn. Je zou kunnen benoemen dat het hier om leerlingen gaat – thuiszittende leerlingen. Niet alle thuiszittende leerlingen volgen onderwijs, waardoor ook bij deze term ongemak blijft bestaan dus wij kiezen liever voor thuiszittende jongeren of kinderen. Als je het over thuiszitters jongeren hebt, betrek dan ook altijd degene waar je het over hebt. Vraag aan leerlingen zelf hoe zij genoemd willen worden. Bespreek ook, als jij zelf niet tot deze groep behoort, wat je wilt zeggen en/of schrijven. Waarom vragen we hier aandacht voor? Het woord thuiszitters wordt gebruikt om leerlingen te benoemen die om verschillende redenen niet naar school (kunnen) gaan. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omschrijft thuiszitters als: leerlingen die ingeschreven zijn op school, maar langer dan vier weken thuiszitten. Het kan ook gaan om leerlingen die, zonder daar vrijstelling voor te hebben, niet op een school staan ingeschreven. Het LAKS ziet dat er verschillende, vaak ingewikkelde, redenen kunnen zijn waarom leerlingen niet naar school (kunnen) gaan. Het woord thuiszitters voelt daarom niet juist, omdat je niet ziet en weet waardoor een leerling niet naar school gaat. Een leerling kan (chronisch) ziek zijn, maar er kan ook een probleem zijn met de school, een moeilijke thuissituatie zijn of misschien zit de leerling even niet lekker in diens vel. Door het woord thuiszitters te gebruiken lijkt het alsof deze leerlingen thuis willen zitten en niet veel of niets (aan school) doen. Dat is vaak niet wat er gebeurt. Leerlingen werken tijdens deze periode vaak aan hun mentale of fysieke gezondheid en volgen soms thuisonderwijs (als de school dit aanbiedt). thuiszitters thuiszittende jongeren of kinderen

29 Tips Wees je bewust van de verschillen binnen de groep die als thuiszitters wordt bestempeld. Voor onderwijspersoneel: Spreek van onderwijsdeelname in plaats van schoolaanwezigheid. Puk - Scholier “Mijn broertje gaat niet naar school, maar de term thuiszitter doet geen recht aan de ontwikkeling die hij doormaakt”. Het LAKS heeft nog geen ander woord gevonden voor thuiszitters. Wel vinden we het belangrijk dat er wordt gesproken over thuiszittende jongeren of kinderen. In vorige taalgidsen gaven we als tip mee om thuiszittende leerlingen te gebruiken, maar niet alle thuiszittende jongeren of kinderen volgen thuis onderwijs, daarom passen wij het dit jaar aan. Het is ook belangrijk om na te denken hoe er in beleid (regels en afspraken over hoe er onderwijs wordt gegeven), wordt gesproken over thuiszittende jongeren en kinderen. Een woord dat vaak voorkomt is bijvoorbeeld schoolaanwezigheid. Door een woord als schoolaanwezigheid te gebruiken wordt er gehoopt dat leerlingen voelen dat het belangrijk en noodzakelijk is om naar school te gaan. Maar dit sluit leerlingen die niet naar school kunnen gaan uit, en zorgt misschien ook nog voor extra stress en zorgen. Daarom raadt het LAKS aan om onderwijsdeelname te gebruiken. Door het te hebben over onderwijsdeelname laat je zien dat alle vormen van onderwijs meetellen als onderwijs. thuiszitters thuiszittende jongeren of kinderen

31 Waarom vragen we hier aandacht voor? In het onderwijs gebruiken we verschillende woorden om leerlingen met een beperking aan te duiden. Zo worden woorden als ‘handicap’, ‘leerlingen met ondersteuningsbehoefte’ en ‘beperking’ gebruikt. Maar hoe zorg je ervoor dat de taal die je gebruikt geen (onbedoelde) vooroordelen versterkt? Zorg ten eerste altijd dat je de mensen waarover je iets wil zeggen en/of schrijven betrekt bij wat je aan het doen bent. Het is belangrijk om aan de persoon zelf te vragen hoe die wil dat diens chronische ziekte, neurodivergentie1, handicap of beperking wordt benoemd. Dit kan verschillen per persoon en het is goed om daar rekening mee te houden. Probeer je als docent en medeleerling ook te verdiepen in de ondersteuning die leerlingen in je klas nodig hebben. Je kunt je inlezen, maar het is ook fijn om het aan de leerling zelf te vragen. Door met je (mede)leerling in gesprek te gaan, voorkom je vooroordelen. Het is dus belangrijk om leerlingen altijd te betrekken bij keuzes die hen aangaan, zowel over het gebruik van beschrijvende woorden als over welke ondersteuning ze nodig hebben. Leerlingen weten namelijk zelf het beste wat ze nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. leerlingen met een chronische ziekte of beperking 1 Zie volgende hoofdstuk voor meer uitleg over neurodivergentie Tips Vraag altijd aan de persoon waar je het over wil hebben hoe zij genoemd willen worden in plaats van aannames te maken. Het LAKS gebruikt leerlingen met een chronische ziekte of beperking, maar alleen als dit relevant is om te benoemen. Daarnaast gebruiken we leerlingen met een (extra) ondersteuningsbehoefte als we het hebben over de hulp die iemand nodig heeft op school. Weet je wat de beperking van een leerling is en is het relevant om te benoemen? Benoem het dan zo specifiek mogelijk. Probeer te benoemen wat wél kan: ‘dit evenement is rolstoeltoegankelijk’ of ‘op onze scholen hebben we stilteruimtes’

33 Waarom vragen we hier aandacht voor? In het vorige hoofdstuk benoemden we de term neurodivergentie al kort. Neurodivergentie is de overkoepelende term voor mensen wiens hersenen soms anders werken dan de maatschappelijke norm. Je kunt hierbij denken aan mensen met ADHD, autisme, dyslexie, dyscalculie, Gilles de la Tourette, (hoog)begaafdheid, persoonlijkheidsstoornissen en psychische aandoeningen. Omdat het schoolsysteem vaak nog niet goed is ingericht voor neurodivergente leerlingen, lopen ze vaker tegen problemen aan. Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven is het belangrijk om met de leerlingen zelf te bespreken welke ondersteuning zij nodig hebben. Er zijn nog veel onterechte vooroordelen over neurodivergente leerlingen en de ondersteuning die zij nodig hebben. Zo wordt er bij hoogbegaafde leerlingen veel nadruk gelegd op de ‘uitzonderlijke intelligentie’ van de leerling, waardoor er minder begrip is voor wat deze leerling moeilijker vindt. Ook kunnen stereotype termen als moeilijke leerling veel schade aanrichten. Deze leerlingen zijn niet moeilijk, maar hebben een leerstijl waar scholen niet altijd op zijn ingericht. We merken dat leerlingen met neurodivergentie zoals ADHD, autisme of (hoog)begaafdheid vaak worden aangeduid als ‘bijzondere leerlingen’. En we horen de term dubbel-bijzondere leerlingen als het gaat om leerlingen die bijvoorbeeld (hoog) begaafd zijn en daarnaast dyslexie, adhd, autisme of een andere ondersteuningsbehoefte hebben. Dit vinden wij schadelijk aangezien je deze leerlingen zo met deze termen wegzet als ‘anders’. Daarom geven we hier ook weer aan: benoem zo specifiek mogelijk waar het om gaat. Is de leerling (hoog)begaafd en dyslectisch? Benoem dat dan. Is het (nog) niet duidelijk of de leerling neurodivergent is, hou het dan bij (extra) ondersteuningsbehoeften. neurodivergentie Tips Elke leerling is op diens eigen manier bijzonder. Een bijzondere of dubbel-bijzondere leerling is volgens ons niet de manier om leerlingen met neurodivergentie aan te duiden. Benoem dus, indien nodig, specifiek om welke ondersteuningsbehoefte het gaat. Lees je als docent, medeleerling of beleidsmaker in over de verschillende vormen van neurodivergentie, vooroordelen hierover en hoe je passende ondersteuning kunt bieden. Een stilteruimte op school kan fijn zijn voor (neurodivergente) leerlingen die last hebben van te veel prikkels of even tijd nodig hebben om tot rust te komen. Julia - Scholier “Laatst zei iemand over mijn ADHD: zulke labeltjes zijn gewoon excuusjes, iedereen is wel eens druk of kan zich niet concentreren. Ik klapte toen dicht, maar ik zou willen dat mijn ADHD alleen zorgde voor soms druk zijn en slechte concentratie. Helaas loop ik tegen meer aan dan dat”.

35 Waarom vragen we hier aandacht voor? De term speciaal onderwijs wordt veel gebruikt om het onderwijs te beschrijven dat bedoeld is voor leerlingen die extra hulp op school nodig hebben. De klassen op deze scholen zijn kleiner dan op andere scholen en er zijn gespecialiseerde docenten. Het LAKS kiest ervoor om gespecialiseerd onderwijs te gebruiken in plaats van speciaal onderwijs. Deze term legt namelijk meer focus op het gespecialiseerde karakter van het onderwijs, dan op het ‘speciaal’ zijn. De docenten die werken op het gespecialiseerd onderwijs hebben extra kennis van verschillende ondersteuningsbehoeften en een andere opleidingsachtergrond dan docenten die op het reguliere onderwijs werken. Het onderwijs is dus gespecialiseerd om deze leerlingen zo goed mogelijk te helpen. De redenen waarom de leerlingen extra hulp nodig hebben zijn heel verschillend. Zo zijn er gespecialiseerde scholen voor kinderen die bijvoorbeeld blind of slechtziend zijn, of moeilijk kunnen leren. Op deze manier kan er namelijk maatwerk worden geleverd voor de verschillende behoeften van leerlingen. Deze verschillende scholen zijn verdeeld in clusters. Daarom wordt gespecialiseerd onderwijs ook wel clusteronderwijs genoemd. Leerlingen kunnen hun hele schoolloopbaan gespecialiseerd onderwijs volgen, of voor een bepaalde periode. Je hebt gespecialiseerde scholen voor zowel de basisschoolperiode als voor het voortgezet onderwijs. gespecialiseerd onderwijs Tips Ga in gesprek met belangenorganisaties als je het hebt over leerlingen die op het speciaal onderwijs zitten, bijvoorbeeld met LBVSO of Stem van de VSO leerling. Let op hoe je praat over leerlingen op het gespecialiseerd onderwijs. Spreek bijvoorbeeld niet van speciale behoeften, maar van basisbehoeften of (extra) ondersteuningsbehoeften. En gebruik gespecialiseerd onderwijs of clusteronderwijs in plaats van speciaal onderwijs. speciaal onderwijs

37 Waarom vragen we hier aandacht voor? Met het woord nieuwkomers bedoelen we mensen die niet in Nederland geboren zijn, maar die naar Nederland gekomen zijn om hier voor een langere tijd te blijven. Denk bijvoorbeeld aan mensen die gevlucht zijn en/of mensen die hier wonen voor werk. Het LAKS probeert manieren te vinden waardoor we voorkomen dat nieuwkomers als tweederangs leerlingen worden gezien. Het LAKS ziet dat het onderwijs aan de leerlingen die nieuwkomersonderwijs volgen niet de aandacht en onderwijskwaliteit krijgt die het verdient. We maken ons zorgen over dat sommige nieuwkomers lang moeten wachten op een plek op school. Ook raakt het lerarentekort het nieuwkomersonderwijs hard en zijn er veel te weinig docenten die een diploma hebben om nieuwkomers les te geven. Het is belangrijk om rekening te houden met hoe er over nieuwkomers wordt gesproken. Zoals we al eerder schreven gebruiken we taal om onszelf en anderen te begrijpen. Maar kan taal ook verdelen en mensen uitsluiten. Dit zie je ook bij het woord nieuwkomers, want wanneer wordt iemand als nieuwkomer gezien? En hoelang blijf je een nieuwkomer? We vinden het lastig om alternatieven te vinden voor het woord nieuwkomers, maar willen aandacht vragen voor de ongelijke handeling die zij krijgen doordat ze niet in Nederland geboren zijn. Deze leerlingen zijn vaak meertalig, ze spreken hun thuistaal, kunnen soms nog andere talen en leren Nederlands. Hoewel dit ontzettend knap is, worden deze leerlingen vaak beoordeeld op de kwaliteit van hun Nederlands. Dit is zonde en doet tekort aan wat deze leerlingen kunnen. Hierdoor komen leerlingen soms op een onderwijsrichting terecht die niet bij hun past, aangezien ze zich in een andere taal beter kunnen uitdrukken. Zo komen studenten met vluchtachtergrond die nog geen Nederlands spreken vaak op entree opleiding terecht. Soms zouden zij beter op hun plek zijn op een andere opleidingsvorm, maar wordt voor hen bepaald dat ze naar entree moeten vanwege de noodzaak om eerst Nederlands te leren. nieuwkomers Tips Weet over wie je het hebt als je praat over nieuwkomers. En bedenk ook of er een term is die dichter bij de groep staat die je wil benoemen. Praat met nieuwkomers, niet alleen maar over. Elke leerling heeft een eigen verhaal en daarom ook eigen behoeften. Scholier - Nieuwkomersonderwijs “Tijdens LOB hebben we het wel eens over studies, maar altijd alleen over mbo-studies, niet hbo of universiteit. Ik zou wel meer willen weten over de studieroutes naar hbo en universiteit. Ik heb daar nog veel vragen over, over de routes die ik kan nemen om m’n doelen te bereiken”.

39 Waarom vragen we hier aandacht voor? Taal beïnvloedt hoe we denken en hoe we ons voelen over bepaalde onderwerpen. Het woord zittenblijven klinkt vaak negatief. Het kan voelen alsof je niet vooruitkomt, en dat kan vervelend zijn en niet motiverend werken voor leerlingen. Dit kan hun zelfvertrouwen schaden en ervoor zorgen dat ze zich slecht voelen over het overdoen van een schooljaar. Door te spreken van een jaar overdoen, willen we van het afschrikkende beeld afkomen. Een jaar overdoen beschrijft volgens ons meer wat er ook echt gebeurt. En in dit jaar kun je nog meer leren en jezelf ontwikkelen. Een jaar overdoen kan daarom heel waardevol zijn en helpt leerlingen om met een sterkere basis door te gaan. zittenblijven een jaar overdoen Tips Soms gebruiken scholen de term doubleren. Niet iedereen begrijpt dit woord, daarom spreken wij liever van een jaar overdoen. Het LAKS vindt het belangrijk om te benadrukken dat onderwijs draait om persoonlijke ontwikkeling en groei, niet om hoge cijfers of zo snel mogelijk slagen. Meike - Scholier “Bij ‘zittenblijven’ denk ik aan de momenten dat ik als enige achterbleef terwijl de rest doorging. Ik kwam in een nieuwe klas, voelde dat ik vast zat en begreep niet waarom mijn cijfers niet goed genoeg waren. Docenten werden strenger en wisten vaak niet dat ik dyslexie had, wat veel verklaarde”.

41 opdrachten hoe past onderwijs bij jou Bespreek: Ga met klasgenoten in gesprek over de voorzieningen op school: welke voorzieningen zijn nog nodig om onderwijs inclusief te maken? Is jullie school bijvoorbeeld rolstoel toegankelijk? Bespreek met elkaar de verschillende leerbehoeften van de leerlingen in de klas, bijvoorbeeld tijdens een mentoruur. Hoe kunnen jullie als klas rekening houden met elkaars behoeften? En wat kan de docent doen? Ga het gesprek aan in de klas over verschil in talen en meertaligheid: • Wanneer spreken meertalige leerlingen de ene taal en wanneer de andere? • Wat zijn verschillen tussen de talen? Bijvoorbeeld in aanspreekvormen? • Voor welk Nederlands woord bestaat er geen woord in een andere taal? En voor welke niet Nederlandse woorden bestaat geen vertaling? Hier vind je verschillende opdrachten om aan de slag te gaan met de woorden uit het tweede hoofdstuk. De opdrachten zijn verdeeld in bespreek, zoek-op en doe-opdrachten. Zo kun je bijvoorbeeld aan de hand van een bespreek-opdracht een gesprek starten met je klasgenoten, docenten of schoolleiders. De opdrachten zijn bedoeld om de taalgids ook op jouw school te laten leven en verder na te denken over de taal uit het tweede hoofdstuk in jouw omgeving.

43 Zoek op: Zoek informatie op over ISK-onderwijs. Welke dingen gaan er goed op het ISK-onderwijs? En welke dingen kunnen er beter? Bedenk één tip voor het ISK-onderwijs. In Nederland geldt sinds 2016 het VN-verdrag handicap. Het doel van dit verdrag is het beschermen van de mensenrechten van mensen met een beperking. Het VN-verdrag handicap gaat uit van het sociaal model. Dit betekent dat een beperking niet gezien wordt als een individueel probleem, maar dat een beperking vooral ontstaat door de ontoegankelijkheid van de samenleving. Wat wordt hiermee bedoeld? Zoek op (bijvoorbeeld via: www. nietsoveronszonderons.nl) en leg uit. Doe: Wat kunnen scholen doen om leerlingen die een jaar overdoen te ondersteunen zodat ze met plezier het nieuwe schooljaar in gaan? Denk na over je ideeën en schrijf ze op. Wil je een stilteruimte op school, maar weet je niet hoe je dit aanpakt? Check de Stilteruimte Toolkit op laks.nl/toolkitstilteruimtes en ga aan de slag!

45 In dit hoofdstuk bespreken we woorden en termen die veel gebruikt worden in de klas en tijdens lessen op school. Welke (onbedoelde) vooroordelen zitten hierachter? We hebben het in dit hoofdstuk over verschillende vormen van discriminatie, zoals in de klas en bij stages. Ook hebben we het over hoe lessen en lesboeken zijn ingericht en welke stereotypen en vooroordelen hierin terugkomen en de manier waarop kunstmatige intelligentie onze taal beïnvloedt.

47 gender in de klas Waarom vragen we hier aandacht voor? Mensen kunnen zich identificeren als man, als vrouw of als non-binair en er zijn nog meer genderidentiteiten. Met een genderidentiteit bedoelen we hoe iemand zich voelt (identificeert). Soms wordt dit verwart met geslacht/sekse. Bij geslacht/sekse gaat het om de lichamelijke kenmerken waarmee je geboren wordt. Je geslacht/sekse hoeft niet overeen te komen met je genderidentiteit. Het is belangrijk om te erkennen dat genderidentiteit breder is dan alleen vrouw en man. Ondanks dat er verschillende genderidentiteiten zijn, wordt er nog vaak gesproken van jongens en meiden of mannen en vrouwen. In de klas zie je dit bijvoorbeeld terug in hoe leerlingen worden aangesproken, zoals “goedemorgen jongens en meiden”, of hoe groepjes worden gevormd: jongens tegen de meiden. Als we de klas blijven indelen in jongens en meiden, zorgt dat ervoor dat leerlingen die zich niet zo identificeren worden buitengesloten. Daarom is het beter om deze verdeling niet te gebruiken. Bij het maken van groepjes voor opdrachten kan je bijvoorbeeld de klas op alfabetische volgorde verdelen. Hetzelfde geldt voor het aanspreken van docenten. Vaak gebruiken leerlingen ‘meneer’ of ‘mevrouw’, terwijl dit niet voor iedereen passend is. Het tonen van respect voor iemands genderidentiteit kan je doen door ernaar te vragen. Bijvoorbeeld door te vertellen welke voornaamwoorden jij gebruikt en te vragen met welke voornaamwoorden zij willen worden aangesproken. Daarnaast zijn bepaalde voorzieningen op school nog niet inclusief voor alle genderidentiteiten, zoals toiletten en kleedkamers. Het is belangrijk om na te denken over manieren om deze ruimtes fijn te maken voor iedereen. Zo kunnen er bijvoorbeeld éénpersoons kleedhokjes en wc-hokjes gemaakt worden. Tips Door goedemorgen allemaal te zeggen in plaats van goedemorgen jongens en meiden, betrek je iedereen in de klas Oefen met verschillende voornaamwoorden in de klas. Bijvoorbeeld door opdrachten te maken met zinnen over hen en die in plaats van alleen met hij en zij. Zie bijvoorbeeld de opdrachten onder dit hoofdstuk. Als je opdrachten in groepjes maakt, verdeel de klas dan niet aan de hand van gender of geslacht. Ga met elkaar het gesprek aan over gender. Benadruk dat er meer genderidentiteiten zijn dan jongens en meiden en vraag eens aan leerlingen en/of docenten hoe zij zich identificeren. Let hierbij wel op dat er een veilige sfeer is en dat je iemand geen genderidentiteit ‘oplegt’. Gastlessen of lesmaterialen van www. gendi.nl kunnen hierbij helpen. Heb je vragen over seksuele geaardheid en/of genderidentiteit, of voel je als leerling of onderwijspersoneel onveilig op school en wil je daarover praten met iemand die daar ervaring mee heeft, dan kun je gratis terecht bij Het Regenboogloket en bij Genderpraatjes.

49 beroepsbenaming Waarom vragen we hier aandacht voor? Wie zie jij voor je bij de volgende beroepsbenamingen: docent, schoolleider, leraar, directeur? Vaak denken we dan aan mannen. Als een vrouw een functie bekleedt, veranderen we vaak de beroepsbenaming naar bijvoorbeeld docente, schoolleidster, lerares of directrice. Soms wordt ook het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijke gebruikt, bijvoorbeeld vrouwelijke conciërge. We zijn dus geneigd om de benaming van het beroep te veranderen als een vrouw deze functie uitoefenend, maar waarom eigenlijk? Het LAKS vindt het belangrijk dat beroepsbenamingen gendervrij zijn. Het is niet alleen onnodig, maar op deze manier is er ook geen plek voor mensen die non-binair zijn. Mensen die zich niet identificeren als mannen kunnen ook docent, directeur of schoolleider zijn, zonder dat er een aanpassing nodig is op deze woorden. Tips Het LAKS gebruikt bijvoorbeeld docent, directeur en schoolleider. We veranderen deze woorden dus niet als het niet gaat over mannen. Het zijn op zichzelf al inclusieve woorden. Het LAKS gebruikt liever gendervrije termen voor beroepsbenamingen waar man in voorkomt. Zo zien we dat sommige opleidingen hun naam veranderen van ‘Opleiding timmerman’ naar ‘Opleiding timmerkracht’. Op die manier worden opleidingen en beroepen ook aantrekkelijker voor mensen die zich niet als man identificeren.

51 discriminatie en racisme in de klas Waarom vragen we hier aandacht voor? Het komt helaas nog veel voor dat leerlingen en onderwijspersoneel op school negatieve stereotyperingen, racisme en andere vormen van discriminatie meemaken. Het is belangrijk om op school een omgeving te creëren waar iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt. Er mag geen enkele plaats zijn voor racisme of ander uitsluitend en/of discriminerend gedrag en taalgebruik. Omdat het pijnlijk kan zijn om hier terug te lezen om welke woorden het dan bijvoorbeeld gaat, en omdat het onmogelijk is hier een uitputtende lijst te presenteren, willen we hier vooral aandacht vragen voor de invloed die racistische en discriminerende taal heeft op de levens van mensen. We moedigen scholen aan om gelijkheid en inclusie te bevorderen. Draag als school uit dat iedereen gelijkwaardig is en erbij hoort en spreek hier zowel leerlingen als docenten op aan. Dit kan de school ook opnemen in het schoolbeleid. Helaas ziet en hoort het LAKS dat islamofobe opmerkingen toenemen. Islamofobie betekent dat iemand een afkeer heeft tegen alles wat met de islam te maken heeft en dat ook laat merken. Dat kan bijvoorbeeld door een opmerking, fysiek geweld, en we zien het terug in stagediscriminatie. Om daadwerkelijk iedereen in de school een fijne omgeving te bieden, benadrukken we het belang van praten over discriminatie, racisme en racistisch en stereotyperend taalgebruik. Juist als dit spannend is. Klassenoverleggen en teamoverleggen zijn goede momenten om gesprekken te voeren over wat gewenst taalgebruik is en wat je kunt doen als het misgaat. Tips Het LAKS adviseert dat scholen een antidiscriminatiebeleid hebben, bijvoorbeeld als onderdeel in hun sociale veiligheidsbeleid, waarin afspraken staan over de omgang met elkaar op school. Het LAKS adviseert ook dat er actief aandacht wordt besteed aan het bespreken van racisme, islamofobie, antisemitisme en andere vormen van discriminatie, bijvoorbeeld bij lessen burgerschap of mentoruren. Door met elkaar te praten over racisme en discriminatie leren leerlingen en onderwijspersoneel steeds beter te herkennen waar en wanneer dit voorkomt in en buiten de school. Zo krijgen zij ook handvatten om racisme en discriminatie bespreekbaar te maken. Het LAKS adviseert om experts en ervaringsdeskundigen te betrekken bij het leren voeren van deze gesprekken.

53 stagediscriminatie Waarom vragen we hier aandacht voor? Veel leerlingen en studenten lopen tijdens hun schoolloopbaan stage. Helaas zien het LAKS en JOBmbo dat sommige leerlingen of studenten veel meer moeite moeten doen om een stageplek te krijgen. Leerlingen of studenten met een niet-westerse achternaam of (vermoedelijke) niet-westerse achtergrond zijn vaak veel langer bezig met het vinden van een stageplek. Stagelopen is voor leerlingen en studenten een belangrijk onderdeel in hun zoektocht naar wat zij later willen worden. Daarnaast brengt stagelopen praktijk en theorie samen, bouwen leerlingen een netwerk op en kan het soms leiden tot een baan. Het LAKS vindt dat discriminatie in welke vorm dan ook onaanvaardbaar is. Stagediscriminatie leidt tot ongelijke kansen binnen het onderwijs én op de arbeidsmarkt. Stagebedrijven die zich schuldig maken aan stagediscriminatie moeten worden aangesproken en verantwoordelijk worden gehouden. Tips Help als school bij het zoeken van een stageplek voor alle leerlingen door bijvoorbeeld de verbinding tussen een stagebedrijf en leerling te faciliteren Vermoed jij dat je bent of wordt gediscrimineerd bij het zoeken van een stage? Meld dit op het meldpunt stagediscriminatie van de SBB (voor mbo studenten) of maak een melding op discriminatie.nl (ook voor leerlingen) Efe - Student “Het is toch belachelijk dat studenten gediscrimineerd worden en niet gewaardeerd worden op hun talent”.

55 verwijzen naar het vermogen van leerlingen Waarom vragen we hier aandacht voor? Op school en in de klas kan het voorkomen dat het vermogen van leerlingen wordt benoemd. Daarbij kun je denken aan de ‘slimme kinderen’, de leerlingen die slagen met cum laude of honours en leerlingen die mogen meedoen in plusklassen. Al deze onderscheidingen kunnen ervoor zorgen dat leerlingen zich minder goed voelen over hun eigen capaciteiten en vermogens als ze dit soort onderscheidingen niet krijgen. Elke leerling is ergens goed in. We moeten ons er daarom bewust van zijn welke capaciteiten we uitlichten en welke beter worden gewaardeerd. Vaak wordt dit gelinkt aan hoe mensen denken. Dit zie je bijvoorbeeld terug in het stereotype ‘pretpakket’ voor het profielpakket Cultuur & Maatschappij (C&M). Hoewel dit profiel niet makkelijker is dan andere profielpakketten wordt dit wel vaak zo benoemd en daardoor ook zo gezien. Hetzelfde geldt voor het idee dat het knapper is om vwo te doen dan vmbo, terwijl het onderwijsrichtingen zijn met hele verschillende uitgangspunten en het een niet beter is dan het ander. Het is goed om bewust om te gaan met het aanbrengen van onderscheid, zowel in klassen als tussen onderwijsrichtingen. Bewust omgaan met typeringen van verschillende (groepen) leerlingen voorkomt dat we (per ongeluk) stereotypen in leven houden. Tips Voor docenten: Het LAKS adviseert om bewust om te gaan met het benoemen van de capaciteiten van leerlingen. Complimenteer leerlingen bijvoorbeeld wel op hun leerproces en welke groei ze hebben doorgemaakt, maar probeer te vermijden om leerlingen op basis van hun veronderstelde capaciteiten uit te lichten. Voor docenten: Het LAKS roept op om leerlingen niet te scheiden op basis van cognitieve vaardigheden, maar leerlingen met verschillende vaardigheden met elkaar samen te laten werken. Zo kunnen ze van én met elkaar leren. Voor docenten: Let ook op uitspraken over onderwijsrichtingen als ‘Deze werkhouding past niet bij een havo-klas’ of ‘Wat zijn jullie stil voor vmbo’ers’. Deze zijn stereotyperend en doen geen recht aan het verschil in leerlingen en hun kwaliteiten. Het LAKS roept op om de optie om cum laude te slagen af te schaffen. Niet alle leerlingen hebben gelijke toegang tot de leermiddelen en ondersteuning die nodig zijn om cum laude te slagen. Daarnaast is het belangrijk om de focus van leren te verleggen naar persoonlijke groei en intrinsieke motivatie, in plaats van leerlingen te laten streven naar de hoogst haalbare cijfers. Luuk - Scholier “De reputatie van C&M is slecht, het imago is dat je dan ‘dommer’ bent. Je studeert toch wat je wil studeren. In de bovenbouw wijzen docenten er wel minder op dat het een ‘pretpakket’ is”.

57 lesboeken en lessen Waarom vragen we hier aandacht voor? Stereotyperende en discriminerende woorden komen niet alleen voor in de klas doordat mensen ze verbaal gebruiken. Ook in de lesboeken komen dit soort woorden voor. Vaak zijn het zelfs geaccepteerde vaktermen. Met de tijd zien we steeds beter in welke woorden eigenlijk niet geschikt zijn om mensen, groepen of gebeurtenissen te benoemen. We moeten daarom altijd kritisch blijven kijken naar welke woorden we in de lessen en in de lesstof gebruiken. Dat geldt voor alle vakken, hieronder lichten we geschiedenis en biologie uit. Geschiedenis Wat er besproken wordt in de les kan bijdragen aan het in stand houden van negatieve denkbeelden over anderen. Een vak als geschiedenis is hier een goed voorbeeld van. Onze geschiedenislessen worden vaak alleen verteld vanuit het perspectief van de westerse wereld, waardoor er een eenzijdig begrip ontstaat. Dit gebeurt bijvoorbeeld vaak bij lessen over het koloniale- en slavernijverleden, waarbij er onvoldoende verteld wordt over hoe tot slaaf gemaakte mensen in opstand kwamen. Een inclusieve en brede geschiedschrijving is belangrijk, omdat het bijdraagt aan een beter begrip van het heden en een inclusieve samenleving. Het is dan ook heel belangrijk om te blijven stilstaan bij vragen als: wat wordt er verteld? Door wie? En hoe? Welke stemmen hoor je hier niet? Het LAKS tipt hier ook graag het hoofdstuk Educatie van het Zwart Manifest. Tips Het LAKS adviseert om woorden te vermijden die eenzijdig of uitsluitend zijn of afstammen uit de koloniale tijd. De geschiedenis kunnen we niet veranderen, maar wel de manier waarop we erover praten. Te denken valt aan termen als de gouden eeuw of slaven. Deze woorden belichten alleen het Europese denkbeeld uit die tijd. Je kan bijvoorbeeld spreken van de zeventiende eeuw en tot slaaf gemaakte mensen.

59 Biologie Biologie bevat ook veel lesstof die uitsluitende gevolgen heeft. Bij biologie leren leerlingen bijvoorbeeld vaak nog dat er twee geslachten zijn: vrouw en man. Er is nauwelijks aandacht in de lesstof voor intersekse geslachtskenmerken en voor verschillende genderidentiteiten. Ook is hetero zijn vaak de norm in biologielessen. Leerlingen leren wat er gebeurt als man en vrouw seks hebben en er wordt uitgegaan van relaties tussen mannen en vrouwen. Hiermee sluit je andere seksualiteiten en romantische voorkeuren uit. Het is voor leerlingen belangrijk om te leren over seksualiteit en genderidentiteit voor hun eigen persoonlijke ontwikkeling en voor begrip voor hun klasgenoten. Maar niet alleen biologie en geschiedenis kennen deze vormen van discriminatie en uitsluiting. In opgaves voor allerlei vakken wordt er ook nog vaak uitgegaan van relaties tussen vrouwen en mannen, worden er veelvoorkomende ‘Nederlandse’ voornamen gebruikt en worden genderstereotypen versterkt. Het LAKS adviseert ook om altijd na te gaan of onderwerpen met voldoende diepgang worden belicht, en niet enkel vanuit een Europees, westers of heteronormatief (heterostellen als de norm zien) perspectief. Op die manier kan worden voorkomen dat er onjuiste, onvolledige of stereotiepe beelden ontstaan over personen, groepen mensen of gebeurtenissen. Voor docenten: Maak je zelf opdrachten om mee te oefenen in de les? Wees je dan bewust van vooroordelen en stereotiepe beelden die in deze opgaven terug (kunnen) komen. Tips lesboeken en lessen

61 AI in de les Waarom vragen we hier aandacht voor? Chat-GPT en andere generatieve Artificial Intelligence (AI) modellen worden steeds meer gebruikt om (huis)werk te maken, te leren voor toetsen, samenvattingen te maken of verslagen te schrijven. Ook steeds meer docenten gebruiken Chat-GPT en andere generatieve AI-modellen om hun lessen beter en leuker te maken. Hoewel LAKS het belangrijk vindt dat het onderwijs zich blijft vernieuwen en daarbij gebruik maken van technologische ontwikkelingen, is het wel belangrijk om kritisch te blijven omgaan met de informatie die AI-modellen genereren. Ten eerste verbruiken AI-modellen als Chat-GPT enorm veel energie, omdat grote computerservers hard moeten werken om constant antwoorden te geven op onze vragen. Maar naast het enorme energieverbruik van Chat-GPT en andere AI-modellen zitten er veel (verborgen) vooroordelen in het model. Deze vooroordelen komen voort uit de gegevens die worden gebruikt om AI-systemen te trainen. AI-modellen zoals Chat-GPT worden namelijk getraind op grote hoeveelheden tekst en afbeeldingen die afkomstig zijn van het internet en andere bronnen. Deze datasets bevatten de vooroordelen, stereotypes en racistische ideeën die ook in de maatschappij bestaan. Doordat die ideeën in het model terechtkomen, kan het model onbedoeld stereotiepe antwoorden geven of bepaalde groepen mensen stereotyperend in beeld brengen. Zo komt discriminerende of stereotyperende taal weer terug in de maatschappij. Het is heel moeilijk om vooroordelen uit AI-modellen te houden. Bovendien kunnen de vooroordelen in het model zichzelf ook weer versterken. Als Chat-GPT bijvoorbeeld steeds maar weer vooroordelen blijft produceren, en mensen die in hun teksten overnemen, dan is dit voor een nieuwe versie van Chat-GPT, die weer wordt getraind met deze overgenomen teksten, extra bevestiging van de vooroordelen. Helaas is er momenteel nog geen oplossing om vooroordelen uit AI-systemen te filteren. Daarom is het belangrijk om voorzichtig en verantwoordelijk om te gaan met AI. Wees je als leerling en als docent bewust van de (verborgen) vooroordelen die in het systeem zitten en blijf zelf kritisch nadenken over de antwoorden die Chat-GPT geeft. Tips Wees je bewust van de (verborgen) vooroordelen bij programma’s als Chat-GPT, kijk altijd kritisch naar waar de informatie vandaan komt en controleer de informatie altijd met extra bronnen. Gebruik generatieve AI-modellen alleen ondersteunend en blijf zelf onderzoek doen; laat niet alles over aan Chat-GPT, het is belangrijk dat je zelf informatie blijft leren verwerken, kritisch leert omgaan met bronnen en je eigen ideeën leert te verwoorden. Michiel - Scholier “Ik moest een presentatie maken over het voortgezet onderwijs in Nederland, daarbij maakte Chat-GPT een lijstje in een hiërarchie met vwo/havo/ vmbo. Het is lastig om te veranderen als bronnen, mensen van de oude stempel en AI het allemaal zo zeggen”.

63 opdrachten in de les Bespreek: Kijk eens met een groepje leerlingen naar de lesboeken en opgaven die jullie nu gebruiken. Kun je bepaalde stereotypen en vooroordelen herkennen? Zijn het bijvoorbeeld alleen heterostellen die benoemd worden, welke voornamen vind je terug en komen deze namen voor bij jou op school? Houd een week bij waar docenten complimenten over geven. Geven ze complimenten wanneer er hoge cijfers worden gehaald en wanneer er stil wordt gewerkt? En geven ze complimenten wanneer iemand een creatieve smoes bedenkt als diegene te laat is, of wanneer iemand met hard werken een 6 heeft gescoord? Wat wordt er door docenten beloond? Ga hierover in gesprek met je docenten. Hoe worden extra activiteiten bij jullie op school genoemd? Denk na over de termen die ervoor gebruikt worden, is er bijvoorbeeld een betere term voor plusklassen? Schrijf deze woorden op in je eigen woordenlijst achterin de taalgids! Hier vind je verschillende opdrachten om aan de slag te gaan met de woorden uit het derde hoofdstuk. De opdrachten zijn verdeeld in bespreek, zoek-op en doe-opdrachten. Zo kun je bijvoorbeeld aan de hand van een bespreek-opdracht een gesprek starten met je klasgenoten, docenten of schoolleiders. De opdrachten zijn bedoeld om de taalgids ook op jouw school te laten leven en verder na te denken over de taal uit het derde hoofdstuk in jouw omgeving.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=