Waarom vragen we hier aandacht voor? Dit onderwerp is ook opgenomen in het onderdeel ‘in beleid’, maar ook in de klas en op school is het goed om je bewust te zijn van de termen die je gebruikt om leerlingen met een beperking aan te duiden. Hoe zorg je er in de klas voor dat de taal die je gebruikt geen (onbedoelde) vooroordelen versterkt? Het is belangrijk om aan de persoon zelf te vragen hoe die wil dat diens chronische ziekte, neurodivergentie, handicap of beperking wordt benoemd. Dit kan verschillen per persoon en het is goed om daar rekening mee te houden. Voorbeelden hiervan noemen we in het eerste deel van deze taalgids. Probeer je als docent en medeleerling ook te verdiepen in de ondersteuning die leerlingen in je klas nodig hebben. Je kunt je inlezen, maar het is ook fijn om het aan de leerling zelf te vragen. Door met de leerling in gesprek te gaan, voorkom je vooroordelen over de ondersteuning die nodig is. Zo wordt er bij bijvoorbeeld hoogbegaafde leerlingen veel nadruk gelegd op de ‘uitzonderlijke intelligentie’ van de leerling, waardoor er minder begrip is voor de ondersteuning die de leerling nodig heeft. Het is dus belangrijk om de leerling altijd te betrekken bij keuzes die hen aangaan, zowel over het gebruik van beschrijvende woorden als over welke ondersteuning ze nodig hebben. Een nieuw wetsvoorstel pleit ervoor dat leerlingen bij het maken van een ontwikkelingsperspectief (OPP) hoorrecht krijgen: het recht om mee te praten. Wij vinden echter ook dat leerlingen zonder OPP betrokken moeten worden bij beslissingen over de ondersteuning die ze krijgen. Leerlingen weten namelijk zelf het beste wat ze nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=