Waarom vragen we hier aandacht voor? In het onderwijs gebruiken we verschillende termen om leerlingen met een beperking aan te duiden. Zo worden woorden als ‘handicap’, ‘ondersteuningsbehoefte’ en ‘beperking’ gebruikt. Maar hoe zorg je ervoor dat de taal die je gebruikt geen (onbedoelde) vooroordelen versterkt? Zorg ten eerste altijd dat je de mensen waarover je iets wilt zeggen en/of schrijven betrekt bij wat je aan het doen bent/ bij het maken van beleid. Veel mensen kiezen ervoor om te spreken van ‘mensen met een beperking’. Dit kan dan gaan over een fysieke of verstandelijke beperking of over neurodivergentie. Het is daarnaast goed om te weten dat niet alle mensen blij zijn met de aanduiding ‘beperking’ of ‘neurodivergent’. Een reden hiervoor kan zijn dat mensen niet beperkt zijn en ook niet afwijken van iets wat ‘gewoon is’, maar worden beperkt en bestempeld als ‘anders’ omdat het onderwijs, en de samenleving als geheel, niet inclusief is. Ook vinden sommige mensen het fijn om de persoon voorop te stellen, dus door te zeggen: leerling met een beperking. Er zijn ook mensen die van mening zijn dat een beperking/handicap niet los te koppelen is van de persoon en vinden het belangrijk dat dat deel van hun identiteit als eerste wordt genoemd. Dan spreek je bijvoorbeeld van gehandicapte leerlingen.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=