LAKS

Er is veel discussie over woorden zoals hoog- en laagopgeleiden en onderwijsniveaus. Hierbij is de veronderstelling dat het vwo en universitaire opleidingen van een hoger niveau zijn dan andere opleidingen. Het LAKS vindt echter dat vmbo, havo en vwo, en het mbo, hbo en wo, gaan over verschillende manieren van leren. De ene manier zou niet hoger gewaardeerd moeten worden dan de andere. Waarom spreken we dan niet van onderwijsrichtingen en over mbo-, hbo- of wo opgeleiden? We gebruiken het allemaal om te communiceren en je kan er niet omheen – taal. Taal wordt gebruikt om betekenis te geven aan de wereld om ons heen. Woorden hebben gevolgen; ze bepalen hoe wij de wereld om ons heen (leren) zien. Taal kan ook negatief effect hebben op hoe wij de wereld herkennen en groeperen. Woorden kunnen bepaalde (groepen) mensen buitensluiten en benadelen. In sommige woorden zit namelijk een waardeoordeel verstopt waar we ons vaak niet zo bewust van zijn. Met deze taalgids wil het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) bijdragen aan een inclusiever schoolklimaat waarin iedere leerling gelijk is. Niet alleen binnen de muren van een school, maar ook op papier. Inclusief onderwijs begint immers met de manier waarop er over onderwijs en mensen binnen de school wordt gesproken. Deze taalgids focust zich daarom op taalgebruik in het onderwijs. De taalgids is in twee onderdelen verdeeld. Het eerste onderdeel gaat over taal in beleid en het tweede deel gaat over taal in de school en in de klas. In het eerste deel vragen we aandacht voor woorden die soms gebruikt worden in beleidsstukken, zoals rapporten. In het tweede deel vragen we juist aandacht voor taal die in de klas en op school wordt gebruikt. Dit kan gaan over vakspecifieke woorden en over hoe leerlingen en docenten aangesproken worden in de klas. Het LAKS is zich ervan bewust dat taal steeds in ontwikkeling is. Met deze taalgids vragen we beleidsmakers, docenten, schoolleiders, bestuurders en ander onderwijspersoneel om na te denken over de woorden die zij gebruiken. Voor sommige woorden stellen we alternatieven voor. Deze alternatieven zijn geen voorschriften, maar tips en ideeën. Bij alle suggesties die het LAKS doet, denken wij vanuit het principe ‘benoem zo specifiek en feitelijk mogelijk waarover je iets wil zeggen’. Omdat we ervoor willen zorgen dat deze taalgids constant in ontwikkeling is – net als onze taal – roepen we iedereen op om mee te werken aan deze gids. Ben je een leerling en wil je een aanvulling of aanpassing doen op de taalgids? Laat het ons weten! Dit geldt ook voor beleidsmakers, onderwijspersoneel en andere betrokkenen. Heb je een aanvulling of aanpassing, mail dan naar info@laks.nl. Elk jaar zorgt het bestuur van het LAKS – dat ieder schooljaar wisselt – dat de taalgids herzien wordt. Taaltips van het LAKS

Deel 1 - Taal in beleid 6 Deel 2 - Taal in de school en in de klas Dus, de taalgids: wat nu? Contact Colofon 30 44 46 47 Onderwijsniveaus Onderwijsrichtingen Mavo Vmbo-tl Op- en afstromen Doorstromen Zittenblijven Doubleren Hoog- en laagopgeleiden Mbo-, hbo-, en wo-opgeleiden Mbo-leerlingen Mbo-studenten Thuiszitters Nieuwkomers Gehandicapte leerlingen Leerlingen met een handicap Witte en zwarte scholen Achterstandsleerling Gender in de klas Beroepsbenaming Discriminatie en racisme in de klas Excellente scholen Verwijzingen naar het ‘vermogen’ van de leerlingen In de les 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 32 34 36 38 40 42

Beleid wordt gemaakt door verschillende onderwijspartijen, maar de doorslaggevende factor is altijd het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het ministerie schrijft kamerbrieven, rapportages en andere beleidsstukken. Daarnaast schrijven andere onderwijspartijen, zoals het LAKS, adviezen en (onderzoeks)rapportages. Natuurlijk gebruiken we taal niet alleen in schriftelijke documenten, maar ook in hoe we over onderwijs praten in bijvoorbeeld debatten, overleggen en andere gesprekken. In al deze schriftelijke documenten en gesprekken gebruiken we woorden die vragen kunnen oproepen. Welke mensen worden er bijvoorbeeld bedoeld bij de term nieuwkomers? Over wie hebben we het als we spreken over achterstandsleerlingen? Waarom spreken we niet meer van witte en zwarte scholen? Ook hangen veel woorden die we in het onderwijs gebruiken samen met de hoge verwachtingen van leerlingen. Het onderwijs is erg gericht op hoge cijfers en op ‘hoge’ niveaus. Het LAKS is van mening dat het onderwijs de focus moet leggen op een bredere ontwikkeling. De vraag wat bij een leerling past is veel belangrijker dan een hoog cijfer halen. Verschillende factoren hebben invloed op de kansen van leerlingen in het onderwijs. Denk hier bijvoorbeeld aan onderadvisering waar vooroordelen en racisme aan ten grondslag liggen. Vooroordelen en racisme dragen ook bij aan het in stand houden van segregatie in het onderwijs. Scholen waarop relatief veel leerlingen met een migratieachtergrond zitten, hebben vaak een relatief slechter imago. Het onderscheid, op basis van vooroordelen en racisme, wat hierin wordt gemaakt tussen leerlingen en scholen zorgt niet alleen voor een scheiding op scholen, maar ook op een scheiding tussen verschillende lagen in de samenleving. Het is belangrijk om te reflecteren op hoe taal bijdraagt aan deze tweedeling, om uiteindelijk tot een inclusievere samenleving te komen. In het eerste deel van de taalgids gaan wij in op termen als witte en zwarte scholen, onderwijsniveaus en hoog- en laagopgeleiden. Aan het begin van elk hoofdstuk behandelen we eerst de vraag waarom we voor dit woord aandacht vragen. Vervolgens komen we met tips die je kunt gebruiken om bepaalde zaken anders te verwoorden. 7

onderwij niveaus onderwij richtinge Waarom vragen we hier aandacht voor? Als we het hebben over het praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo spreken we vaak van onderwijsniveaus. Dit hangt samen met het beeld dat veel mensen hebben bij deze niveaus. Vwo wordt vaak als ‘beter’ en ‘het hoogst haalbare’ gezien, terwijl vmbo als ‘lager’ of ‘slechter’ wordt gezien. Kortom, het woord niveau schept de indruk dat het ene beter is dan het ander. Het LAKS is - samen met andere onderwijspartijen - van mening dat elk ‘niveau’ goed is. Het zijn bovendien niet zozeer niveaus, maar verschillende manieren van leren. Het is dus een kwestie van welke manier van leren het beste bij jou past.

js- sn Tips Het LAKS kiest ervoor om te spreken van onderwijsrichtingen. Zoals al benoemd, gaat het eerder om verschillende manieren van leren dan om verschillende ‘niveaus’. Het ene is niet beter dan het ander. Het begrip onderwijsrichting wordt hier expliciet gebruikt als vervangende suggestie voor onderwijsniveaus. Weet je over welke onderwijsrichting het gaat? Benoem dan of je het over het praktijkonderwijs, vmbo, havo of vwo hebt. 9

mavo vmboWaarom vragen we hier aandacht voor? Veel scholen gebruiken de term mavo in plaats van vmbo-tl. Wettelijk gezien kennen we de onderwijsrichtingen pro – vbo – mavo – havo – vwo. Vmbo-tl is onderdeel van het vbo. Mavo is een andere naam voor vmbo-tl Waarom geven sommige scholen de voorkeur aan de term mavo in plaats van vmbo-tl? Volgens het LAKS heeft dit te maken het imago van het vmbo. Helaas is dit vaak negatief. Zo gebruiken vmbotl scholen ook vaak mavo in de naam van de school om de school aantrekkelijker te maken. Het gebruiken van een andere noemer voor een onderwijsrichting of het oprichten van aparte locaties voor alleen mavo-leerlingen is echter geen oplossing voor het imagoprobleem van het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). Deze scheiding werkt het negatieve imago van het vbo juist in de hand, door zichzelf in woord en daad los te koppelen. Het is dan ook vaak zo dat andere leerwegen van het vbo geen plek hebben op mavo-scholen. Het gebruiken van zowel vmbo-tl als mavo kan ook verwarrend zijn, omdat het over hetzelfde gaat.

-tl Tips Het LAKS geeft de voorkeur aan vmbo-tl. Zo voorkom je onduidelijkheid over verschillende onderwijsrichtingen en voorkom je dat het vmbo-tl als ‘beter’ wordt gezien ten opzichte van andere leerwegen in het vbo. 11

op- en afstrom doorstr Waarom vragen we hier aandacht voor? Als er wordt gewisseld tussen verschillende onderwijsrichtingen, zoals van vmbo naar havo of van havo naar vmbo, wordt er vaak gesproken van op- en afstromen. Als je van vmbo naar havo switcht of van havo naar vwo, wordt dat vaak opstromen genoemd. Dit omdat havo en vwo als ‘hogere niveaus’ worden gezien. Als je van vwo naar havo switcht of van havo naar vmbo, wordt dat afstromen genoemd. Dit omdat havo ten opzichte van vwo als ‘lager’ wordt gezien en hetzelfde geldt voor het vmbo in vergelijking met vwo en havo. Ook hier geldt – net als bij het woord onderwijsniveaus – dat er een waardeoordeel wordt gehangen aan de verschillende onderwijsrichtingen.

menromen Tips Het LAKS gebruikt de term doorstromen. Met de term doorstromen wil het LAKS benadrukken dat elke onderwijsrichting evenveel waard is. Let hierbij op dat terugstromen niet als tegenhanger wordt gebruikt. Ook de term switchen wordt wel eens gebruikt als neutrale term. Benoem het altijd zo specifiek mogelijk. Weet je van en naar welke onderwijsrichting de leerling doorstroomt? Benoem dat dan. 13

zittenblijv doub Waarom vragen we hier aandacht voor? Zittenblijven heeft een negatieve ondertoon. Niemand wil blijven zitten. Het LAKS is echter van mening dat het niet altijd negatief hoeft te zijn dat je een jaar over doet. Onderwijs moet gaan over je eigen ontwikkeling en soms is het goed om een jaar nog een keer te doen.

venleren Tips Het LAKS gebruikt liever doubleren, omdat we vinden dat hier een minder negatieve ondertoon aan kleeft dan aan zittenblijven. 15

hoog- en laagopgelei Waarom vragen we hier aandacht voor? Ook bij de termen hoogopgeleiden en laagopgeleiden komt het waardeoordeel, dat eerder al naar voren kwam bij onderwijsniveaus en op- en afstromen, weer terug. De ene opleiding wordt gezien als ‘beter’ en dus ‘hoger’, de andere opleiding als ‘minder’ en ‘lager’. Vaak worden wo- en hbo-opleidingen gezien als ‘hoog’ en mbo-opleidingen als ‘laag’. Vaak wordt het alternatief theoretisch/praktisch opgeleid genoemd. Het LAKS is hier geen voorstander van, omdat er geen eenduidig verschil is tussen theoretische en praktische opleidingen. Vaak hebben opleidingen namelijk een praktisch én een theoretisch deel. En opleidingen die vaak als theoretisch worden gezien, zoals rechten, komen juist ook voor op het mbo. En opleidingen die meer neigen naar de praktische kant, zoals verpleegkunde en geneeskunde, komen ook voor op het hbo en wo. Het LAKS vindt dit alternatief daarom geen oplossing. mbo-, hb en wo-opg

iden Tips Het LAKS benoemt de opleidingen waar het om gaat liever specifiek. Dus benoem het als het gaat om iemand die een wo-opleiding, een hbo-opleiding, een mbo- opleiding of iemand die geen vervolgopleiding heeft gedaan. o-, geleiden 17

mbostuden Waarom vragen we hier aandacht voor? Sinds studiejaar 2020-2021 heten mbo’ers officieel studenten. Voorheen werden mbo’ers leerlingen of deelnemers genoemd. Dit bracht meerdere problemen met zich mee. Zo kregen mbo’ers geen studentenpas en hadden ze dus bijvoorbeeld geen recht op studentenkorting, kwamen ze niet binnen in bepaalde cafés en werden ze buitengesloten van een introductieweek. Dit gebeurt helaas nog steeds vaak, maar gelukkig is het nu wel wettelijk vastgelegd dat mbo’ers studenten zijn.

ten Tips Het LAKS en JOBmbo noemen mensen die een mbo-opleiding doen altijd studenten. Gebruik ook geen alternatieven voor leerlingen. Zo worden ook wel eens woorden gebruikt als cursisten. Mbo’ers zijn studenten. 19 n

thuiszitter Waarom vragen we hier aandacht voor? De term thuiszitters wordt gebruikt voor een groep leerlingen die om verschillende redenen niet naar school (kunnen) gaan. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap definieert thuiszitters als: leerlingen die ingeschreven zijn op school, maar langer dan vier weken thuiszitten. Het kan ook gaan om leerlingen die, zonder daar vrijstelling voor te hebben, niet op een school staan ingeschreven. Het LAKS is zich ervan bewust dat de problematiek waar thuiszittende leerlingen zich in bevinden complex is. Er is dan ook een bepaald ongemak met de term thuiszitters, omdat het geen recht doet aan alle complexe situaties van leerlingen die niet naar school (kunnen) gaan. Deze leerlingen zitten ook niet per definitie thuis, maar volgen geen onderwijs op een fysieke school. De term thuiszitters kan impliciet de indruk wekken dat deze leerlingen uit eigen wil thuis zitten. Dit is vaak niet zo.

- s Tips Het LAKS heeft nog geen alternatief voor thuiszitters. Wel vinden we het belangrijk dat er niet gesproken wordt over thuiszitters, maar over thuiszittende leerlingen. Op die manier wordt ook recht gedaan aan de andere kenmerken van de leerling, omdat een leerling méér is dan alleen een thuiszittend persoon. Als je het over thuiszittende leerlingen hebt, betrek dan ook altijd de doelgroep waar je het over hebt. Vraag aan de leerlingen zelf hoe zij genoemd willen worden. Bespreek ook, als jij zelf niet tot deze groep behoort, de inhoud van wat je wilt zeggen en/of schrijven. Wees je bewust van de verschillen binnen de groep die als thuiszitters wordt bestempeld. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld langdurig thuis zitten vanwege ziekte, omdat ze thuis onderwijs krijgen of omdat ze - om verschillende redenen - niet naar school willen en/of kunnen. 21

nieuw Waarom vragen we hier aandacht voor? De term nieuwkomers wordt gebruikt voor personen die niet in Nederland geboren zijn en geen Nederlands paspoort hebben, maar in Nederland zijn gekomen om hier voor een langere tijd te blijven. Zowel vluchtelingen, statushouders en kinderen van arbeidsmigranten vallen onder deze term. Het LAKS vindt het belangrijk om te benoemen dat binnen de groep die nieuwkomers wordt genoemd grote verscheidenheid is. Zo vinden wij het belangrijk om het specifiek te benoemen als we het hebben over problematiek rondom onderwijs voor leerlingen die nog geen verblijfstatus hebben of voor leerlingen van wie de ouders expats zijn. Denk dus na over wanneer je de term nieuwkomers gebruikt. Het is geen alternatief woord voor voormalige vluchtelingen. Ook wordt er wel eens de term anderstaligen gebruikt, maar dat is volgens het LAKS een onduidelijke en onjuiste term. Niet alle anderstaligen zijn wat wij verstaan onder nieuwkomers en niet alle nieuwkomers zijn anderstaligen. kom

wmers Tips Wat is het precies waar je iets over wilt zeggen en/of schrijven? Is het relevant om te benoemen wat de verblijfstatus van een leerling is? Heb je het over leerlingen met ouders die sinds kort in Nederland werken? En is dat dan wat relevant is, of gaat het specifiek over het soort onderwijs dat zij krijgen? Benoem dan het soort onderwijs. Vraag altijd aan de doelgroep zelf hoe ze genoemd willen worden. Bespreek ook, als jij zelf niet tot deze groep behoort, de inhoud van wat je wilt zeggen en/of schrijven. 23

gehandica leerlingen leerlinge met een handicap Waarom vragen we hier aandacht voor? Het gebruik van het woord gehandicapt is omstreden. De reden hiervoor is dat het wordt gepresenteerd als een kenmerk van een persoon; het is geen zelfstandig naamwoord. Door leerling en/of persoon voorop te stellen, zijn deze personen in eerste instantie een leerling en/of persoon. Het is bovendien altijd goed om eerst na te gaan of het überhaupt relevant is om een beperking of handicap te benoemen.

apte en p Tips Vraag altijd aan de groep waar je het over wilt hebben hoe zij genoemd willen worden, in plaats van uit te gaan van algemene aannames. Dit geldt ook voor het benoemen van leerlingen met ADHD of autisme. Bespreek ook, als jij zelf niet tot deze groep behoort, de inhoud van wat je wilt zeggen en/of schrijven. Het LAKS gebruikt liever leerlingen met een beperking, en alleen als dit relevant is om te benoemen. Ook gebruiken we leerlingen met een (extra) ondersteuningsbehoefte als we het hebben over leerlingen in passend onderwijs. Weet je wat de handicap en/of beperking van een leerling is en is het relevant om te benoemen? Benoem het dan zo specifiek mogelijk. Als een leerling bijvoorbeeld blind is, benoem dat dan ook op die manier. 25

Waarom vragen we hier aandacht voor? De termen witte en zwarte scholen werd gebruikt om scholen te beschrijven aan de hand van het percentage leerlingen met een migratieachtergrond die op die school zitten. Witte scholen zijn dan scholen waar minder dan 50% van de leerlingen een migratieachtergrond hebben. Zwarte scholen zijn scholen waar meer dan 50% van de leerlingen een migratieachtergrond hebben. Daarbij wordt migratieachtergrond impliciet gelijkgesteld aan huidskleur. Nu lijkt het misschien alsof het alleen om ‘feiten’ gaat, maar in het maatschappelijke debat wordt er ook wel eens gesproken van de witte vlucht, waarbij ouders van witte kinderen kiezen voor witte scholen. Dit heeft te maken met een negatief imago dat vaak hangt aan scholen die bestempeld worden als zwarte scholen. Hierdoor neemt segregatie in het onderwijs toe. Deze termen werken daarmee ook kansenongelijkheid in de hand. Gelukkig worden deze termen nauwelijks meer gebruikt. Soms duikt het toch nog ergens op. Het LAKS vraagt om deze reden aandacht voor de termen witte en zwarte scholen. witte & zwar scholen

te n Tips Het LAKS adviseert om zo specifiek mogelijk te zijn als je het hebt over segregatie in het onderwijs. Gebruik de termen witte en zwarte scholen niet. Mocht het nodig zijn om de populatie van een school in kaart te brengen of te benoemen wees dan zo specifiek mogelijk. Het kan soms juist goed zijn om wel ‘kleur’ te benoemen. Heb je het bijvoorbeeld over de ervaringen van Zwarte leerlingen en/of leerlingen van kleur? Benoem dat dan ook op die manier. Ervaringen van Zwarte leerlingen en leerlingen van kleur kunnen namelijk ‘over het hoofd’ worden gezien als we alleen spreken van leerlingen in het algemeen. Vraag je altijd af of het van belang is om deze populatie expliciet te benoemen. Bedenk hierbij dat sociaaleconomische klasse ook van invloed is als je het hebt over segregatie. 27

Waarom vragen we hier aandacht voor? De term achterstandsleerling wordt gebruikt om leerlingen te beschrijven met ‘laagopgeleide’ ouders. Soms wordt ook de term leerling met een achterstandsscore gebruikt. Hier speelt het idee mee dat leerlingen met ‘laagopgeleide’ ouders risico lopen op een achterstand in het onderwijs. Scholen waar veel achterstandsleerlingen op zitten, worden vaak achterstandsscholen genoemd. Het LAKS erkent dat er kansenongelijkheid is in het onderwijs. Kansenongelijkheid is complex en komt in veel uiteenlopende vormen voor zoals bijvoorbeeld de onderwijsrichting die je ouders hebben gevolgd. We vinden echter dat de term achterstandsleerling kansenongelijkheid alleen maar versterkt. Het wekt de indruk dat deze leerlingen altijd een achterstand hebben, maar zo simpel is het niet. Deze leerlingen hebben vaak minder kansen en hebben minder privileges die zij kunnen gebruiken in hun leven. Het zegt echter niets over hun eigen kennen en kunnen, maar kan wel leiden tot onderadvisering. achters leerling

tands- g Tips Het LAKS kiest ervoor om nooit achterstandsleerling, achterstandsscore of achterstandsscholen te gebruiken. Wel erkennen we segregatie en kansenongelijkheid. Wil je het toch hebben over deze groep leerlingen? Benoem dan bijvoorbeeld dat het gaat om leerlingen met ouders die geen vervolgonderwijs hebben gevolgd, die minder kansen hebben dan leerlingen met ouders die wetenschappelijk onderwijs hebben gevolgd. Let daarbij ook op dat kansen en privileges samenhangen met veel andere factoren, zoals etnische achtergrond en sekse. 29

Niet alleen in beleid, maar ook in de school heeft iedereen te maken met taal. Daarbij kun je denken aan uitdrukkingen en benamingen die in de klas worden gebruikt of in lesmateriaal voorkomen. Deze kunnen, bedoeld en onbedoeld, uitsluitend werken. Om een inclusieve schoolomgeving te creëren, voor iedereen die zich in de school begeeft, is het belangrijk dat er bewust wordt omgegaan met taal: Hoe spreken we leerlingen aan in de klas? Hoe praten we over onze gedeelde geschiedenis en over de samenleving? Hoe reflecteert taal hoe we denken over verschillende leerlingen? Hoe praten we over onderwijspersoneel? Woorden kunnen op den duur een negatieve lading krijgen. Daarom is het belangrijk om hierover met elkaar het gesprek aan te gaan en dit gesprek te blijven voeren. In dit hoofdstuk behandelen we termen en situaties die zich kunnen voordoen op school, in de klas, en in de les. Bij een aantal termen doen we suggesties, bij een aantal termen of situaties ligt de focus voor nu op bewustwording van de invloed van taal. Denk dan ook vooral mee over alternatieven! 31

gender Waarom vragen we hier aandacht voor? Er zijn meer genderidentiteiten dan alleen man/jongen en vrouw/meisje. Toch wordt er in onze taal nog steeds veel gebruik gemaakt van een vooronderstelde tweedeling tussen man en vrouw. In de klas zie je dit bijvoorbeeld terug in de manier waarop leerlingen worden aangesproken, “goedemorgen jongens en meisjes”, of in de manier waarop leerlingen worden verdeeld in groepjes: jongens tegen de meisjes. De manier waarop we over gender praten, heeft gevolgen voor wat er als normaal wordt gezien en wat niet. Als we de klas dus blijven indelen in jongens en meisjes, dan voelen leerlingen die zich niet als jongen of meisje identificeren zich niet thuis in de klas. Probeer dus deze tweedeling te vermijden. Het is belangrijk om op school een situatie te creëren waar iedereen welkom is en zich gezien voelt. Hetzelfde geldt voor het aanspreken van je docent. Vaak wordt iemand aangesproken met meneer of mevrouw. Een manier om bewust om te gaan met iemands genderidentiteit is om ernaar te vragen. Vraag bijvoorbeeld hoe iemand aangesproken wil worden en wat de voornaamwoorden zijn van die persoon. Daarnaast zijn er ook bepaalde voorzieningen in de school die nog niet inclusief zijn voor alle genderidentiteiten. Denk aan wc’s of kleedkamers. de kl

in as Tips Om genderinclusief taalgebruik te gebruiken in de klas, adviseert het LAKS om bijvoorbeeld goedemorgen leerlingen of goedemorgen allemaal te zeggen en niet goedemorgen jongens en meisjes. Of het te hebben over die/diegene i.p.v. hij/zij. Als je opdrachten in groepjes maakt, verdeel de klas dan niet aan de hand van gender. Ga met elkaar het gesprek aan over gender. Benadruk dat er meer genderidentiteiten zijn dan jongens en meisjes en vraag eens aan leerlingen en/of docenten hoe zij zich identificeren. Let hierbij wel op dat er een veilige sfeer is en dat je iemand niet een genderidentiteit ‘oplegt’. Wat staat er op de schoolpas en in de schooladministratie? Kan er ook worden gekozen voor een X op de schoolpas in plaats van alleen M en V? En is het überhaupt nodig om het geslacht van een leerling te registreren? Kijk eens naar handreikingen van bijvoorbeeld het GSA-netwerk, zoals de Safe Plees handreiking over een veilige wc voor iedereen. Ook is Het Gender DoeBoek van Transgender Netwerk een aanrader. 33

Waarom vragen we hier aandacht voor? Bij de meest voorkomende beroepsbenamingen denken we vaak aan mannen. Denk bijvoorbeeld aan docent, schoolleider, directeur of een meer voor de hand liggend voorbeeld, brandweerman. Als een vrouw deze functie bekleedt, veranderen we vaak de beroepsbenaming naar bijvoorbeeld docente, schoolleidster, directrice of brandweervrouw. Waarom veranderen we de benaming van het beroep als een vrouw deze functie uitoefent? Soms wordt ook het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijke gebruikt, bijvoorbeeld vrouwelijke arts. Maar waarom wordt niet hetzelfde gedaan bij mannen en spreken we bijna nooit van een mannelijke arts? Bovendien sluit je met dergelijke benamingen ook mensen uit die zich niet identificeren als man of vrouw. beroepsbenamin

- g Tips Het LAKS gebruikt bijvoorbeeld docent, directeur en schoolleider. We veranderen deze woorden dus niet als het niet gaat over mannen. Mensen die zich niet identificeren als mannen kunnen namelijk ook gewoon docent, directeur of schoolleider zijn, zonder dat er een aanpassing nodig is op deze woorden. Het LAKS gebruikt liever genderinclusieve termen voor beroepsbenamingen waar man al in voorkomt. Zo spreken we liever van brandweerkracht dan van brandweerman. Twijfel je of een beschrijving wel of niet nodig is? Bedenk dan wat je wilt zeggen en of het relevant is om bepaalde kenmerken van een persoon te benoemen. 35

Waarom vragen we hier aandacht voor? Het komt helaas nog veel voor dat leerlingen en onderwijspersoneel op school negatieve stereotyperingen, racisme en/of andere vormen van discriminatie meemaken. Het is belangrijk om op school een situatie te creëren waar iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt. Er mag geen enkele plaats zijn voor racistische of anderszins uitsluitende en/of discriminerende gedragingen en taalgebruik. Omdat het pijnlijk kan zijn om hier terug te lezen om welke woorden het dan bijvoorbeeld gaat, en omdat het onmogelijk is hier een uitputtende lijst te presenteren, willen we hier vooral aandacht vragen voor de invloed die racistische en discriminerende taal heeft op de levens van mensen. Een opmerking, hoe onbedoeld pijnlijk ook, of bedoeld als grapje, kan verregaande effecten hebben. Denk dus twee keer na voordat je onder het mom van een grapje een stereotyperende opmerking maakt. Draag als school uit dat iedereen gelijkwaardig is en iedereen erbij hoort. Dit kan de school ook opnemen in het schoolbeleid. Om daadwerkelijk iedereen in de school een fijne omgeving te bieden, moeten we het bovendien met elkaar benoemen als het misgaat. Dit kan spannend zijn. Klassenoverleggen en teamoverleggen zijn goede momenten om gesprekken te voeren over gewenst taalgebruik en wat je kunt doen als het misgaat. Check hiernaast onze tips. discrimina & racisme in de klas

tie Tips Het LAKS adviseert dat scholen een antidiscriminatiebeleid op school hebben, al dan niet geïntegreerd in hun sociale veiligheidsbeleid, waarin afspraken staan over de omgang met elkaar op school. Het LAKS adviseert ook dat er actief aandacht wordt besteed aan het bespreken van racisme en andere vormen van discriminatie, bijvoorbeeld bij lessen burgerschap of mentoruren. Door met elkaar te praten over racisme en discriminatie leren leerlingen en onderwijspersoneel steeds beter te herkennen waar en wanneer dit voorkomt in en buiten de school en kunnen zij bovendien handvatten krijgen om dit te benoemen. Het LAKS adviseert om experts en ervaringsdeskundigen te betrekken bij het leren voeren van deze gesprekken zoals, maatschappelijke organisaties als stichting Nederland Wordt Beter. Het LAKS adviseert daarnaast om, in lijn met eerdere tips, ook bewust om te gaan met beschrijvende termen die te maken hebben met gender, seksuele oriëntatie, afkomst, en religie. Gebruik beschrijvende termen alleen wanneer dit relevant is, bij voorkeur niet om groepen te beschrijven en altijd als bijvoeglijk naamwoord. Gebruik dan bovendien zo specifiek mogelijke beschrijvende taal en geen generaliseringen. 37

scholen Waarom vragen we hier aandacht voor? Excellente scholen zijn scholen die het predicaat ‘Excellente School’ hebben ontvangen. Zoals op de website van excellente scholen wordt beschreven, zijn excellente scholen scholen met bijzondere kwaliteiten. Een school kan het predicaat voor verschillende excellentieprofielen ontvangen. Door sommige scholen aan te merken als excellente scholen worden andere scholen in de ogen van bepaalde mensen minder goed. Dit terwijl dat nog steeds goed presterende scholen zijn. Een label als ‘excellent’ zou bovendien onnodig moeten zijn, omdat we ernaar moeten streven dat alle scholen dat zijn. Labels uitdelen die sommige scholen van andere scholen onderscheiden, zet de scholen die nu al goed presteren ook op steeds verdere afstand van scholen die het wat lastiger hebben. In plaats van excellentie-keurmerken moeten we investeren in alle scholen en juist nog het meest in scholen die extra steun kunnen gebruiken. excell

n lente Tips Het LAKS adviseert te stoppen met het keurmerk/label excellente school en roept scholen op dit keurmerk niet aan te vragen. Het LAKS roept scholen op om op andere manieren te laten zien wat hun school goed maakt, bijvoorbeeld door leerlingen aan het woord te laten over hun ervaringen. 39

Waarom vragen we hier aandacht voor? Op school en in de klas kan het vaak voorkomen dat het vermogen van leerlingen wordt benoemd. Daarbij kun je denken aan de ‘slimme kinderen’, de leerlingen die slagen met cum laude of honours, leerlingen die mogen meedoen in plusklassen. Al deze onderscheidingen kunnen ervoor zorgen dat leerlingen zich minder goed voelen over hun eigen capaciteiten en vermogens als ze dit soort onderscheidingen niet krijgen. Elke leerling is ergens goed in en we moeten er daarom bewust van zijn welke capaciteiten we uitlichten. Vaak zijn dat de cognitieve vermogens. Dit vertaalt zich bijvoorbeeld ook naar een stereotypering als ‘pretpakket’ voor het profielpakket Cultuur & Maatschappij (C&M). Hoewel deze niet makkelijker is dan andere profielpakketten wordt dit wel vaak zo benoemd. Hetzelfde geldt voor het idee dat het knapper is om vwo te doen dan vmbo, terwijl het onderwijsrichtingen zijn met heel verschillende uitgangspunten en het een niet beter is dan het ander. Het is goed om bewust om te gaan met het aanbrengen van onderscheid, zowel in klassen als tussen onderwijsrichtingen. Bewust omgaan met typeringen van verschillende (groepen) leerlingen kan ons behoeden om in vooroordelen te vervallen. verwijzin het van leerli

ngen naar ngen Tips Het LAKS adviseert om bewust om te gaan met het benoemen van de capaciteiten van leerlingen. Complimenteer leerlingen bijvoorbeeld wel op wat ze hebben gepresteerd of hoe ze een project hebben gedaan, maar probeer te vermijden om leerlingen op basis van hun veronderstelde capaciteiten uit te lichten. Het LAKS adviseert om goed na te denken over de termen die we gebruiken voor extra activiteiten zoals plusklassen. 41

Waarom vragen we hier aandacht voor? Stereotyperende en discriminerende woorden komen niet alleen voor in de klas doordat mensen ze verbaal gebruiken. Ook in de lesboeken komen dit soort woorden voor. Vaak zijn het zelfs geaccepteerde vaktermen. Juist daarop moeten we met elkaar kritisch zijn. Met de tijd zien we steeds beter in welke woorden eigenlijk niet geschikt zijn om mensen, groepen of gebeurtenissen te benoemen. We moeten daarom altijd kritisch blijven kijken naar welke woorden we in de lessen en in de lesstof gebruiken. Dat geldt voor alle vakken, maar hiernaast lichten we een aantal sociaalwetenschappelijke en/of historische termen uit. Tijdens lessen kan het zijn dat het taalgebruik van en in de lesstof zelf bijdraagt aan het in stand houden van negatieve denkbeelden over anderen. Een vak als geschiedenis is hier een goed voorbeeld van. Geschiedenis helpt ons om het heden te begrijpen. Maar wanneer geschiedenis maar vanuit een kant wordt belicht, ontstaat er een eenzijdig beeld waarin sommige groepen onderbelicht blijven. Een inclusieve en brede geschiedschrijving draagt bij aan een inclusieve samenleving. Het is belangrijk dat niet alleen de mooie verhalen worden verteld, maar dat er ook wordt stilgestaan bij nare gebeurtenissen en fouten. Het is dan ook heel belangrijk om te blijven stilstaan bij vragen als: wat wordt er verteld? Door wie? En hoe? Het LAKS tipt hier ook graag het hoofdstuk Educatie en de begrippenlijst van het Zwart Manifest. in de le

s Tips Het LAKS adviseert om woorden te vermijden waarover door het maatschappelijk debat duidelijk is geworden dat mensen er aanstoot aan nemen. Te denken valt aan termen als de gouden eeuw of slaven. Deze woorden belichten een eurocentrisch denkbeeld en doen geen recht aan de complexiteit van de geschiedenis. Ga het gesprek aan over alternatieve, beter passende woorden. Het LAKS adviseert om met leerlingen samen te evalueren wat geschiktere termen zijn voor de verschillende tijdvakken. Ga samen na: doen deze benamingen recht aan wat er zich allemaal in de periode afspeelde? Kijk voor tips of inspiratie eens op de site van Fawaka Wereldburgerschap. Het LAKS adviseert ook om altijd na te gaan of onderwerpen met voldoende diepgang worden belicht, en niet enkel vanuit een eurocentrisch of Westers perspectief. Op die manier kan worden voorkomen dat er onjuiste, onvolledige of zelfs stereotype beelden ontstaan over personen, groepen mensen of gebeurtenissen. 43

Taal verdeelt en taal verbindt. Door taal leren wij elkaar en de wereld om ons heen kennen. Sommige woorden sluiten mensen buiten of zorgen ervoor dat er een onjuist beeld ontstaat over een bepaalde groep of over een bepaald idee. Taal vormt dus ons beeld van andere mensen en groepen. Juist daarom is het belangrijk om stil te staan bij de taal die we gebruiken, in woord en op papier. In deze taalgids kaart het LAKS verscheidene benamingen en begrippen binnen het onderwijs aan die uitsluitend kunnen werken. Onderwijs is er voor iedereen en iedereen is evenveel waard. Dit spreken we vaak genoeg hardop uit, maar doen wij dat in de juiste bewoordingen? Het doel van het LAKS is om met deze taalgids een stap richting een inclusiever schoolklimaat en inclusiever onderwijssysteem te zetten. De taalgids helpt hierbij door termen uit te lichten die aan vernieuwing/herziening toe zijn. Van zittenblijven naar doubleren en van de gouden eeuw naar de 17e eeuw. Het LAKS streeft ernaar deze taalgids elk bestuursjaar te herzien. Dit doen wij omdat het LAKS erkent en ziet dat taal veranderlijk is. Ook wij moeten blijven leren en evalueren welke woorden aan verandering toe zijn. De taalgids is een leidraad; geen voorschrift. Het LAKS blijft en gaat graag met alle belangenpartijen binnen en buiten het onderwijs in gesprek over taal. Daarnaast willen wij allen die in het onderwijs werken of onderwijs volgen uitnodigen om samen inclusief taalgebruik te omarmen. Zowel in beleidsnota’s en in schoolboeken als in de klas en op het schoolplein is het belangrijk dat we nadenken over de taal die wij gebruiken. Het onderwijs is voor iedereen en iedereen zou gelijk moeten zijn binnen het onderwijs. Daden zijn dan belangrijk, maar woorden evengoed. 45

@LAKSstagram info@laks.nl 030 7900 910 www.laks.nl Suggesties of wil je meedenken? Weet ons te vinden!

Colofon LAKS Taalgids 2023 Geïnspireerd door De Incomplete Stijlgids van WOMEN Inc. Words Matter van the National Museum of World Cultures Waarden Voor Een Nieuwe Taal van Code Diversiteit & Inclusie Met dank aan Stichting Combo JOBmbo Gemeente Amsterdam COC en GSA-netwerk VO-raad Rutgers, expertisecentrum seksualiteit Stichting Nederland Wordt Beter Fawaka Wereldburgerschap Vormgeving en lay-out De Staat van Creatie 47

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=