Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Mening Mening Mening 3. Welke meningen zijn er over dit thema? Nu er feiten op tafel zijn gelegd is het tijd voor de volgende stap. Vraag je leerlingen welke meningen ze allemaal kennen over dit thema. Dit is ook een belangrijke stap omdat je: • het gesprek verbreedt en leerlingen kennis laat maken met alle perspectieven die er leven over dit onderwerp. Grote kans dat ze nog niet alle meningen over één thema hebben overzien; • met een open houding vraagt welke meningen er allemaal mogelijk zijn over het onderwerp. Hierdoor voelen alle leerlingen zich uitgenodigd om hun mening in te brengen en voelt iedereen zich betrokken in het gesprek. Wat je namelijk vaak ziet in polariserende gesprekken is dat leerlingen die zich makkelijk durven uit te spreken of leerlingen die een sterke mening hebben over het thema, al snel de boventoon voeren. Daarnaast zijn er leerlingen die – als het gesprek al even op gang is – worden beïnvloed door de meer actieve leerlingen en nu ook draagvlak vinden om zich te uiten. De wat stillere leerlingen echter (‘het stille midden’ in de theorie van Bart Brandsma over polarisatie (Wij-zij-denken, sd)) zeggen dan minder snel wat zij denken en vinden, omdat ze het spannend vinden, er geen zin in hebben of zich wellicht toch onveilig voelen. Door te vragen naar meer perspectieven, worden alle leerlingen uitgenodigd om hierop te antwoorden. Vraag hierbij naar ten minste vijf meningen. Als leerlingen niet met zoveel meningen komen, bijvoorbeeld omdat ze die niet kennen, dan breng jij als leraar deze meningen in. Vervolgens mogen leerlingen, en eventueel jijzelf, aangeven bij welke mening zij zich het meest thuis voelen. Er is hier ook ruimte voor leerlingen om aan te geven dat ze nog geen mening hebben of het nog niet goed weten. Het kan dus heel goed mogelijk zijn dat niet alle meningen vertegenwoordigd zijn in de klas. In stap 5 nodig je leerlingen straks toch uit om hierover na te denken. 4. Wat vind jij en waarom? Nu ga je de verschillende meningen die zijn ingebracht tijdens de vorige stap en die leven onder jouw leerlingen, bevragen. Maar let op, wel een voor een. Dus je vraagt per mening een tot drie leerlingen te vertellen waarom ze dit vinden. Hierbij mogen leerlingen zich uitspreken over hun eigen mening, door te vertellen wat ze vinden, waarom ze dit vinden en hoe het komt dat ze dit vinden. Vraag bijvoorbeeld: • ‘Vertel eens, waarom vind je dit?’ • ‘Kun je een voorbeeld geven van...?’ • ‘Hoe weet je dit zo zeker?’ • ‘Wat heb je dan gezien in onze stad/wijk?’ (maak het klein) • ‘Speelt het een grote rol in je leven?’ • ‘Met wie praat je hierover? Vrienden, familie?’ Leerlingen voelen zich in deze stap gehoord, begrepen en serieus genomen. Daarnaast leren ze om hun mening – onderbouwd – te verwoorden. 9
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=