Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Algemene adviezen bij dit thema • Begin een gesprek over mentale gezondheid en gerelateerde (zware) onderwerpen alleen wanneer er een veilige sfeer heerst. Als er lacherig wordt gedaan of het rumoerig is in de klas is dat geen situatie waarin leerlingen veilig hun ervaringen kunnen delen en/of vragen kunnen stellen. • Als er wordt gesproken over suïcide, als je hoort of vermoedt dat een leerling hierover nadenkt, als je signalen opvangt van zelfverwondend gedrag of als je je zorgen maakt over een leerling, win dan advies in bij bijvoorbeeld Stichting 113 Zelfmoordpreventie of de GGD of GGZ. Maak altijd een melding bij de leerjaarcoördinator/zorgcoördinator, het zorgteam of bij je leidinggevende, zodat die de vervolgstappen kunnen bepalen. Zie voor meer informatie: • Rol van het onderwijs binnen suïcidepreventie | Stichting 113 Zelfmoordpreventie • Zorg dat leerlingen weten waar ze terechtkunnen. Binnen de school bij de vertrouwenspersoon, de externe vertrouwenspersoon of de zorgcoördinator. En buiten school bij organisaties als Stichting 113 Zelfmoordpreventie, MIND Us of De Kindertelefoon. Hang deze informatie op in de klas/school en spreek erover in de klas. Leg ook uit dat leerlingen altijd hun huisarts kunnen vragen om hulp en advies. Zijn deze stappen te groot? Laat je leerlingen dan weten dat het ook voldoende kan zijn om iemand in hun nabije omgeving in te lichten, denk aan een vriend, een vertrouwd persoon op school et cetera. Zie voor meer informatie: • Stichting 113 Zelfmoordpreventie • MIND Us • De Kindertelefoon • Geef bij klassikale of groepsgesprekken aan dat leerlingen niets hoeven te zeggen en alleen kunnen luisteren als ze dat fijner vinden. Stel liever geen directe vragen aan leerlingen als ‘Heb jij weleens last gehad van depressiviteit?’, ‘Ken jij iemand met een eetstoornis?’ of ‘Heb je weleens rouw meegemaakt?’. Deze vragen zijn vaak te persoonlijk en kunnen een onveilig gevoel geven. Mocht het gesprek goed opstarten maar alsnog een wending krijgen waarbij het niet meer serieus wordt genomen of te rumoerig wordt, leg het gesprek dan stil. Als het niet lukt om verder te gaan, geef dat dan aan en hervat het gesprek bij een volgende les. • Zorg voor nazorg. Als er zware onderwerpen besproken worden is het belangrijk dat het niet bij die ene les blijft en dat je er nog eens op terugkomt. Vraag aan de leerlingen of zij er nog over na hebben gedacht en of er nog vragen zijn. Als er persoonlijke zaken gedeeld zijn in de les of bij jou als leraar naar aanleiding van de les, zorg er dan voor dat de leerlingen bij iemand terechtkunnen. Vraag de leerlingen ook nog eens of zij het er nog met jou over willen hebben, zodat het duidelijk is voor de leerlingen dat hun gevoelens en ervaringen ertoe doen. Waar gesprekken over mentaal welzijn in het verleden vooral privé of buiten het klaslokaal plaatsvonden, vinden we deze nu ook steeds meer in het klaslokaal. Via sociale media, series en influencers, maar ook school- of overheidscampagnes, treedt het onderwerp steeds meer op de voorgrond. Het is een positieve ontwikkeling dat leerlingen hun mentale gezondheid bespreekbaar maken met vrienden en klasgenoten. Maar onderwerpen zoals stress, depressiviteit en angstklachten liggen vaak gevoelig – het is niet vanzelfsprekend dat de leerlingen woorden weten te geven aan hun gevoelens en ervaringen. Het uitproberen hiervan is spannend en veelbetekenend voor de groepsdynamiek en het zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid van de leerlingen. Tegelijkertijd kan het juist bijdragen aan meer begrip, minder stigma en het inzetten van ondersteuning aan de leerlingen. 2.3 Mentaal welzijn 17
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=