Maatschappelijk gevoelige onderwerpen bespreken in de klas Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Beste leraar, In de klas gebeurt veel meer dan alleen het overbrengen van kennis. De school is ook een plek waar jongeren zichzelf vormen, vragen stellen en zich verhouden tot anderen en tot de wereld om hen heen. Daarbij komen onvermijdelijk onderwerpen naar boven die gevoelig kunnen liggen: seksuele en relationele vorming, racisme en discriminatie, mentaal welzijn, suïcide en polarisatie. Onderwerpen die impact hebben. Onderwerpen die ertoe doen en die niet onbesproken kunnen blijven. Wij, als (vertegenwoordigers van) scholieren in Nederland, merken dat er een grote behoefte is aan open en eerlijke gesprekken over deze thema’s, zowel met klasgenoten als met leraren. Tegelijkertijd begrijpen we dat het voeren van zulke gesprekken in de klas niet altijd makkelijk is. Ze kunnen ongemakkelijk, complex of beladen zijn. En toch geloven we dat juist deze gesprekken het verschil kunnen maken. Voor het vertrouwen in de klas, voor het gevoel van veiligheid en voor de ontwikkeling van maatschappelijk burgerschap. Met deze leidraad willen we je helpen bij het voeren van deze gesprekken en op deze manier bijdragen aan een schoolklimaat waarin ruimte is voor het bespreken van moeilijke onderwerpen. Niet om alle antwoorden te geven, maar om het gesprek mogelijk te maken – respectvol, open en met aandacht voor alle stemmen in de klas. Als leraar speel je hierin een sleutelrol. Jouw woorden, jouw bereidheid om te luisteren én je lef om het gesprek aan te gaan kunnen voor leerlingen een wereld van verschil maken. We hopen dat deze gespreksleidraad je daarbij ondersteunt en inspireert. Namens alle scholieren in Nederland: bedankt dat je deze gesprekken aangaat. Niels Marijnissen en Frederick Visser, Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS)
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Inhoudsopgave Aanleiding 4 1. Hoe voer je een veilig gesprek in de klas? 5 1.1 Voorbereiding 5 1.1.1 Hoe bereid je je concreet voor? 1.2 In gesprek gaan 6 1.2.1 Jouw rol als gespreksleider 1.2.2 Begrenzen en uitnodigen 1.3 Het gesprek 8 2. Extra handvatten bij maatschappelijk gevoelige thema’s 12 2.1 Seksuele vorming 13 2.2 Discriminatie en racisme 15 2.3 Mentaal welzijn 17 2.4 Actualiteiten 19 Bronnen 21
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Gaza Israël Oekraïne Lhbti+ Politieke klimaat Klimaatcrisis de klas over seksuele vorming of racisme in goede banen? Een gesprek waarin meningen hoog kunnen oplopen, leerlingen tegenover elkaar kunnen komen te staan (of tegenover de leraar) en mogelijk onveiligheid ontstaat? Met deze gespreksleidraad willen we leraren ondersteunen en aanmoedigen om dit gesprek op een veilige manier wél aan te gaan met hun leerlingen. LAKS en Stichting School & Veiligheid vinden het belangrijk dat deze onderwerpen juist in de context van het klaslokaal besproken worden. Het is ook wetenschappelijk onderbouwd dat het bespreken van maatschappelijk gevoelige onderwerpen op allerlei manieren een positief effect heeft op leerlingen (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli))1. Leerlingen kunnen zichzelf op die manier ontwikkelen door te oefenen met zichzelf uiten, terwijl ze hun medemens open en respectvol behandelen. In deze gespreksleidraad hebben we algemene handvatten opgesteld die belangrijk zijn om mee te nemen in elk gesprek én geven we extra handvatten voor een aantal specifieke belangrijke onderwerpen. Dit alles met als doel dat leraren met meer zelfvertrouwen het gesprek in de klas aangaan en dit betekenisvolle leermomenten worden voor leerlingen over hoe we goed met elkaar kunnen samenleven. Deze gebeurtenissen en ontwikkelingen zijn ook in het klaslokaal onderwerp van gesprek. De betrokkenheid varieert van leerlingen die nieuwsupdates met elkaar delen tot leerlingen die zelf de barricade opgaan om hun solidariteit te tonen. Deze interacties en verschillende meningen zijn welkom en de betrokkenheid van leerlingen bij het nieuws is wenselijk. Het kan echter spannend en ingewikkeld zijn om maatschappelijk gevoelige onderwerpen met elkaar te bespreken. In veel debatten vindt verharding plaats en mensen lijken steeds meer tegenover elkaar te staan (polarisering van de samenleving). Soms vermijden mensen het gesprek dan ook liever, terwijl het juist belangrijk is om naar elkaar te blijven luisteren. Maar hoe luister je zonder oordeel en uit je je mening zonder af te doen aan die van een ander? Onderwijs Vaak wordt gezegd dat de school een samenleving in het klein is en dat het onderdeel van de (burgerschaps)opdracht van scholen is om leerlingen te leren samen te leven. De school wordt als oefenplaats voor de ‘echte’ maatschappij gezien. Dat kan een uitdagende opdracht zijn. LAKS en Stichting School & Veiligheid merken op dat maatschappelijk gevoelige onderwerpen soms vermeden en dus ook niet besproken worden in de klas, omdat leraren handelingsverlegenheid ervaren. En dat is ook niet zo gek: dat wat buiten de school gebeurt, komt de school ook binnen. Hoe leid je als leraar een gesprek in We bevinden ons in een maatschappelijk onrustige tijd: op verschillende gebieden speelt er veel in de wereld. Dit merken en voelen we ook in Nederland. Denk aan nieuws over Gaza en Oekraïne, de klimaatcrisis, inperkingen van rechten van lhbti+-personen en het verdeelde politieke klimaat. Aanleiding 1 De wetenschappelijke literatuur wijst erop dat het bespreken van controversiële onderwerpen een positief effect heeft op kritisch denken, democratische waarden, maatschappelijke participatie, tolereren/omarmen van diversiteit, ontwikkelen van rechtvaardigheidsbegrip, verminderen van vooroordelen en zelfverzekerdheid, en het maakt adolescenten ook meer geïnteresseerd in politiek. 4
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Voor een betekenisvol gesprek in de klas is een sfeer van rust en veiligheid nodig. Dit houdt in dat elke leerling zich gezien en gehoord voelt en met respect behandeld wordt, welke mening diegene ook heeft. Natuurlijk geldt hierbij het omgekeerde ook: de leerling moet anderen ook zien, horen en met respect behandelen. Elke mening mag er dus zijn, mits respectvol geuit. Zie ook: 1.2.2 Begrenzen en uitnodigen. Hieronder geven we handvatten voor hoe je deze rust en veiligheid kunt creëren voor elke leerling. We raden aan om – als je de mogelijkheid hebt – je goed voor te bereiden op een gesprek met je leerlingen over een maatschappelijk gevoelig onderwerp. Hoe je dat doet lees je bij 1.1 Voorbereiding. We begrijpen echter maar al te goed dat deze spannende gesprekken juist ook vrij plotseling kunnen ontstaan in de klas. Juist dan is het belangrijk om het gesprek ook aan te gaan en veiligheid te bieden. Daarvoor bieden we je concrete handvatten bij 1.2 In gesprek gaan. 1.1 Voorbereiding Als je de mogelijkheid hebt om bewust (of gepland) een gesprek aan te gaan over een maatschappelijk thema, dan raden we dat ten zeerste aan. De condities van een voorbereid gesprek zijn het gunstigst voor de rust en veiligheid in de klas. We raden in dit geval aan om als gespreksvorm een dialoog te kiezen. Een dialoog is erop gericht om meer begrip voor elkaar te creëren en draagt bij aan kritische reflectie. Het is wetenschappelijk onderbouwd dat in een dialoog een groep zich makkelijker erkend voelt. De gespreksvorm biedt een veilige omgeving om maatschappelijk gevoelige onderwerpen vanuit verschillende invalshoeken te bespreken (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli)). 1. Hoe voer je een veilig gesprek in de klas? 5
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs 1.1.1 Hoe bereid je je concreet voor? Doel • Bedenk wat je wilt dat leerlingen leren van het gesprek. Is dat bijvoorbeeld hun empathisch vermogen vergroten, hun blik verruimen, het leren luisteren naar elkaar, het kunnen onderbouwen van argumenten, of iets anders? • Kies niet te veel doelstellingen voor één gesprek. Liever één doel goed beheersen na het gesprek dan verschillende doelen een klein beetje. Zie ook: Waar staan jouw leerlingen? Onderwerp • Welk maatschappelijk thema wil je met je leerlingen bespreken? Wees je ervan bewust dat er thema’s zijn waar je persoonlijk bij betrokken kunt zijn. Als je dit bent, heb je vaak een sterkere mening en dat kan het begeleiden van gesprekken mogelijk ingewikkeld maken: je kunt persoonlijk geraakt worden of je willen mengen in het gesprek. Meer hierover lees je bij 1.2.1 Jouw rol als gespreksleider. Verdiep je vervolgens in het thema. Oefen daarnaast ook met onderwerpen bespreken die minder spannend zijn, zodat jij en de klas vaardigheden onder de knie krijgen om ook de grotere thema’s niet uit de weg te gaan. • Welke perspectieven en meningen zijn er? Wat zijn de laatste ontwikkelingen? Welke (nieuws)bronnen kunnen leerlingen raadplegen over dit onderwerp? Wat houdt jouw leerlingen eigenlijk bezig omtrent dit thema? Waar halen zij hun informatie vandaan? Wie zijn jouw leerlingen? Wat is de (diverse) achtergrond van jouw leerlingen? Wat zijn hun kwetsbaarheden en gevoeligheden? Welke sociale verschillen en machtsverschillen leven er onderling? Geen enkele klas is écht homogeen. Iedere leerling heeft een eigen verhaal. Je hoeft niet elk verhaal te kennen, maar probeer waar mogelijk verder te kijken en te vragen dan dat wat je (al) weet. In verbinding staan met je leerlingen geeft hen (een bepaalde mate van) veiligheid en is daarmee een belangrijke motivatie om spannende gesprekken aan te gaan (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli)). Waar staan jouw leerlingen? Los van wie jouw leerlingen individueel zijn, is het belangrijk om te kijken naar waar zij staan als groep. Wat is hun startpunt om een dialoog aan te gaan, hoe is de sfeer in de klas? Hebben ze al eerder – met jou of een andere leraar – gevoelige gesprekken gevoerd en hoe ging dit? En, hoe kijken de leerlingen eigenlijk naar jou? Planning en tijd Tot slot kijk je naar wanneer je deze les wilt geven en hoeveel tijd je ervoor hebt. Houd het doel van de les in gedachten en hoeveel tijd je minimaal nodig hebt om dit te bereiken. Jij hebt je voorbereiding nu op orde, maar bedenk ook wat je leerlingen nodig hebben aan voorbereiding: uitleg over de vorm van het gesprek, de gespreksregels, het doel, de tijd die ervoor staat et cetera. 1.2 In gesprek gaan Het moment is daar, gepland of ongepland: er ontstaat een gesprek in je klas over een maatschappelijk gevoelig thema. En nu? 1.2.1 Jouw rol als gespreksleider Voordat we je meenemen in de stappen die je kunt zetten om een veilige dialoog in de klas te houden, kijken we eerst naar jouw rol als leraar in het gesprek. Omdat dit een belangrijke rol is en je het gesprek veilig wilt laten verlopen. Jij bent het voorbeeld Misschien ten overvloede, maar als leraar geef jij het goede voorbeeld. Net als bij het opvoeden van kinderen, nemen leerlingen over wat je laat zien in gedrag. Dus als er een ongepaste grap wordt gemaakt en jij lacht mee, wordt dit indirect als een goedkeuring gezien. Het omgekeerde is dan natuurlijk ook waar: als jij laat zien dat iets niet kan, door dit te benoemen of te laten zien in je houding, dan stel je een norm waarmee je de sociale veiligheid beschermt. Bij veel maatschappelijk gevoelige thema’s, zoals discriminatie of racisme, maar ook lhbti+, speelt taal een belangrijke rol (zie ook: LAKS Taalgids ). Bij transpersonen is het bijvoorbeeld veel respectvoller om te spreken van ‘in transitie gaan’. Verdiep je daarom in het taalveld van een thema dat je wilt bespreken. Natuurlijk ben jij ook gewoon mens en fouten maken mag. Als je een goede relatie hebt met je leerlingen en de sfeer is veilig genoeg, dan kun je ook je leerlingen om hulp vragen als je twijfelt of iets niet zeker weet. Neem je eigen overtuiging(en) onder de loep Dat brengt ons bij het belang van het hebben van een open en nieuwsgierige houding waarbij je uitnodigt tot contact en open vragen kunt stellen. Hiermee geef je ruimte aan de meningen van leerlingen, ook wanneer die meningen niet (helemaal) overeenkomen met die van jou. 6
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Soms doet een leerling een uitspraak die echt niet door de beugel kan. Omdat de uitspraak kwetsend is voor anderen, of discriminerend, buitensluitend of haatdragend. Dan wil je duidelijk maken dat dit niet kan: je stelt een norm. Tegelijkertijd wil je als leraar altijd in verbinding blijven met je leerling, omdat dit (de warme band tussen leraar en leerling) van groot belang is voor een sociaal veilig klasklimaat (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli)). Dit kun je als leraar realiseren door te werken met de competentie ‘begrenzen en uitnodigen’. Dit zijn twee verbonden vaardigheden; namelijk in één beweging een norm stellen (begrenzen) om vervolgens direct uit te nodigen (in verbinding blijven). Belangrijk hierbij is om je te realiseren dat je begrenst op taal en eventueel op (grensoverschrijdend) gedrag, maar dat je uitnodigt op de persoon. Een leerling heeft recht op een eigen mening en als leraar toon je interesse in deze mening: • Je begrenst op de vorm: dus je zegt welke zinnen, woorden of gedrag niet acceptabel zijn in een uitspraak of houding van een leerling. • Vervolgens schakel je meteen door naar uitnodigen op de persoon: ‘… en het idee dat je hierbij hebt is belangrijk en daar wil ik het graag met je over hebben …’. Op deze wijze reageren helpt de leerling op weg om te reflecteren op zijn/haar/ hun eigen formulering, opvattingen en gedragingen. Let op: het kan zijn dat de mening van de leerling indruist tegen alles waar jij als leraar voor staat. Dat kan lastig zijn, maar ook in de maatschappij zijn er verschillende meningen die geuit mogen worden. Dit is ook zo in de klas, mits ze aan bepaalde voorwaarden voldoen natuurlijk (niet uitsluiten, discrimineren et cetera.). Als leraar kun je hierin het verschil maken door deze mening er wel te laten zijn, en dus open te staan voor de ander. En vooral ook door dóór te vragen: Wat zit er achter de mening? Waarom vindt een leerling dit? Soms zijn we ons niet bewust van bepaalde vooroordelen. Het kan zijn dat jouw eigen opvattingen door bepaalde framing en berichtgevingen gekleurd zijn en/of door jouw omgeving zijn beïnvloed. Deze gedachten neem je vaak onbewust mee in een gesprek. Onderzoek daarom voorafgaand aan het gesprek jouw eigen opvattingen en probeer na te gaan in hoeverre die beïnvloed zijn en waardoor. Hierdoor creëer je een open en inclusievere houding tijdens het gesprek met je leerlingen. In lijn hiermee is het voor de veiligheid in het gesprek ook belangrijk dat je als leraar de rol van burgemeester aanneemt: je staat voor alle leerlingen in je klas. Leerlingen hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar het moet wel veilig zijn voor iedereen. Ook gelden voor iedereen dezelfde regels. 1.2.2 Begrenzen en uitnodigen Uit onderzoek weten we dat als je als leraar heldere normen vaststelt voor het gedrag in de klas en deze normen ook voorleeft en handhaaft, je bijdraagt aan positieve interacties in de klas, die het mogelijk maken om een constructieve dialoog te houden (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli)). • Wil je meer weten over begrenzen en uitnodigen of ermee oefenen? Volg dan gratis de e-learning Dialoog onder Druk van Stichting School & Veiligheid. De e-learning biedt concrete ondersteuning bij het voeren van lastige gesprekken. • Wil je een andere training volgen, bijvoorbeeld bij jou op school? Kijk voor een overzicht van nog meer trainingen rondom het voeren van lastige gesprekken op de website van het Expertisepunt Burgerschap . 7
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs 1.3 Het gesprek Voordat je het gesprek met je leerlingen start is het goed om kort toe te lichten waarom het belangrijk is dat jullie dit gesprek over dit specifieke thema (wat jij dus hebt gekozen als gespreksonderwerp) met elkaar aangaan. Je kunt ook het doel dat jij voor ogen hebt (zie 1.1 Voorbereiding) benoemen. Je voert het gesprek vervolgens via de volgende zes stappen, die zijn gebaseerd op het dialoogmodel uit de e-learning Dialoog onder Druk (Stichting School & Veiligheid. 2024): 1. Wat zijn de voorwaarden voor het gesprek? Wil je met je klas een veilig gesprek voeren, dan is het van belang om samen de voorwaarden hiervoor te bespreken. Stel met elkaar gespreksregels op. Een tip is om dit zo concreet mogelijk te maken. Een leerling zegt misschien: ‘Respect voor elkaar’. Vraag dan door wat dit voor diegene betekent, bijvoorbeeld: luisteren naar elkaar, elkaar laten uitpraten, niet kwetsen of uitschelden et cetera. Schrijf de regels op het (white)bo(a)rd, zodat ze tijdens het gesprek zichtbaar zijn en je er continu naar kunt verwijzen, evenals de leerlingen natuurlijk. Je draagt met elkaar de verantwoordelijkheid om elkaar hieraan te houden. Ook als een gesprek op een moment vanzelf ontstaat en jij besluit om hiervoor de tijd te nemen met de leerlingen, is het belangrijk om samen gespreksregels te bepalen. Leg dan het gesprek stil en geef aan: ‘We gaan nu met elkaar een belangrijk gesprek aan. Daar wil ik ruimte voor maken, maar dan is de voorwaarde dat iedereen zich veilig voelt. Daarom spreken we nu, voordat we verder gaan, eerst samen gespreksregels af. Wat vinden jullie belangrijk als het gaat om je veilig voelen in dit gesprek?’ 2. Wat weten we al over dit onderwerp? Om het gesprek te verdiepen en te nuanceren, is het goed om in de beginfase uit te vragen bij de leerlingen wat ze eigenlijk weten over het thema. Hierbij vraag je naar de kennis die zij over dit thema hebben. Vraag dit aan alle leerlingen, niet alleen aan de leerlingen die hun mening wellicht al ingebracht hebben. Probeer samen daarin onderscheid te maken tussen feiten en meningen. Wat is eigenlijk het verschil tussen een feit en een mening? Hoe kun je nagaan of iets een feit is? Dus bijvoorbeeld als het gaat over vluchtelingen of asielbeleid: Wanneer is iemand eigenlijk een vluchteling? Wat zijn de redenen om naar Nederland te komen? Hoeveel vluchtelingen komen er jaarlijks naar Nederland? Bespreek ook waar je de antwoorden op deze vragen kunt vinden. Wat zijn betrouwbare bronnen? Feiten, misinformatie en desinformatie Tegenwoordig kan het soms moeilijk zijn om te achterhalen wat echt waar is, of wat misinformatie of desinformatie is. Door de komst van AI, sociale media en de verspreiding van desinformatie of fake news, vervagen waarheidsgrenzen. Leerlingen halen vaak hun nieuws uit andere bronnen dan leraren, maar dit betekent niet altijd dat hun bronnen geen waarheid en/of feiten brengen. Neem leerlingen serieus en ga samen op onderzoek uit of een bron betrouwbaar is, of minder of zelfs helemaal niet. Meer informatie: Nepnieuws en coronacomplotten: wat is het en hoe ga je ermee om? Movisie 10 keer vraag en antwoord over anti-lhbtiqa+ complottheorieën Movisie Handreiking complottheorieën 10 tips (pdf) KIS Omgaan met complotten in de klas Stichting School & Veiligheid en de Anne Frank Stichting Handreiking AI voor scholen Kennisnet 8
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Mening Mening Mening 3. Welke meningen zijn er over dit thema? Nu er feiten op tafel zijn gelegd is het tijd voor de volgende stap. Vraag je leerlingen welke meningen ze allemaal kennen over dit thema. Dit is ook een belangrijke stap omdat je: • het gesprek verbreedt en leerlingen kennis laat maken met alle perspectieven die er leven over dit onderwerp. Grote kans dat ze nog niet alle meningen over één thema hebben overzien; • met een open houding vraagt welke meningen er allemaal mogelijk zijn over het onderwerp. Hierdoor voelen alle leerlingen zich uitgenodigd om hun mening in te brengen en voelt iedereen zich betrokken in het gesprek. Wat je namelijk vaak ziet in polariserende gesprekken is dat leerlingen die zich makkelijk durven uit te spreken of leerlingen die een sterke mening hebben over het thema, al snel de boventoon voeren. Daarnaast zijn er leerlingen die – als het gesprek al even op gang is – worden beïnvloed door de meer actieve leerlingen en nu ook draagvlak vinden om zich te uiten. De wat stillere leerlingen echter (‘het stille midden’ in de theorie van Bart Brandsma over polarisatie (Wij-zij-denken, sd)) zeggen dan minder snel wat zij denken en vinden, omdat ze het spannend vinden, er geen zin in hebben of zich wellicht toch onveilig voelen. Door te vragen naar meer perspectieven, worden alle leerlingen uitgenodigd om hierop te antwoorden. Vraag hierbij naar ten minste vijf meningen. Als leerlingen niet met zoveel meningen komen, bijvoorbeeld omdat ze die niet kennen, dan breng jij als leraar deze meningen in. Vervolgens mogen leerlingen, en eventueel jijzelf, aangeven bij welke mening zij zich het meest thuis voelen. Er is hier ook ruimte voor leerlingen om aan te geven dat ze nog geen mening hebben of het nog niet goed weten. Het kan dus heel goed mogelijk zijn dat niet alle meningen vertegenwoordigd zijn in de klas. In stap 5 nodig je leerlingen straks toch uit om hierover na te denken. 4. Wat vind jij en waarom? Nu ga je de verschillende meningen die zijn ingebracht tijdens de vorige stap en die leven onder jouw leerlingen, bevragen. Maar let op, wel een voor een. Dus je vraagt per mening een tot drie leerlingen te vertellen waarom ze dit vinden. Hierbij mogen leerlingen zich uitspreken over hun eigen mening, door te vertellen wat ze vinden, waarom ze dit vinden en hoe het komt dat ze dit vinden. Vraag bijvoorbeeld: • ‘Vertel eens, waarom vind je dit?’ • ‘Kun je een voorbeeld geven van...?’ • ‘Hoe weet je dit zo zeker?’ • ‘Wat heb je dan gezien in onze stad/wijk?’ (maak het klein) • ‘Speelt het een grote rol in je leven?’ • ‘Met wie praat je hierover? Vrienden, familie?’ Leerlingen voelen zich in deze stap gehoord, begrepen en serieus genomen. Daarnaast leren ze om hun mening – onderbouwd – te verwoorden. 9
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs 5. Wat valt je op in het verhaal van de ander? Bij deze stap vraag je leerlingen zich te verplaatsen in andere meningen en standpunten. Niet om ze van mening te laten veranderen, maar om zich te leren inleven in een ander en hen nieuwe inzichten te laten vormen en delen. Hierbij komen de meningen aan bod die je bij stap 3 al wel hebt geïnventariseerd, maar die wellicht niet actief in de klas worden aangehangen. Bij deze stap vraag je leerlingen dus ook om zich in te leven in het perspectief van de groep of de mensen waar het thema over gaat. Vragen die je kunt stellen zijn: • ‘Is er een ander gezichtspunt of standpunt dat we nog niet belicht hebben?’ • ‘Wat zou diegene denken en welke redenen zou diegene kunnen hebben om dit te denken? • ‘Hoe denkt de ander volgens jou?’ • ‘Waarom zou een ander dit (belangrijk) vinden?’ • ‘Welke argumenten heb je gehoord van anderen die je wellicht nog niet kende?’ 6. Hoe ging het gesprek? Dit is de laatste stap en deze houdt in dat je inhoudelijk het gesprek gaat afsluiten. Hiervoor hoeft niet iedereen het met elkaar eens te zijn over het thema: verschillende meningen mógen. Wel is het belangrijk om samen terug te kijken op het proces van het voeren van een (spannend) gesprek. Vraag bijvoorbeeld: • ‘Waar heeft dit gesprek ons gebracht?’ • ‘Hoe was het om dit gesprek op deze manier met elkaar te voeren?’ • ‘Hebben we ons gehouden aan de gespreksregels en heeft dit geholpen?’ • ‘Welke oplossingen kunnen jullie bedenken in hoe je samen nog beter kunt omgaan met verschillen of conflicten?’ • ‘Hebben jullie genoeg ruimte gegeven aan iedereen, ook diegenen die zich niet meteen durfden uit te spreken? Waarom is het belangrijk om dit te doen?’ Tot slot: Reflecteer zelf op het gesprek. Zijn de doelen die je had bedacht gehaald? Waarom wel of niet? Waar wil je bij een volgende dialoog met deze klas op letten of wat wil je anders doen? Was het voldoende veilig voor iedereen? Zo niet, wat kun je de volgende keer doen om dit wel te bereiken? Wil je meer weten over deze stappen, volg dan de gratis e-learning Dialoog onder Druk van Stichting School & Veiligheid. Tip! Op de volgende pagina staat een spiekbriefje. Print het uit en gebruik het bij gesprekken! 10
Voorbeeldvragen spiekbrief Uit: Maatschappelijk gevoelige onderwerpen bespreken in de klas. Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs. Met wie praat je hierover? Vrienden, familie? Vertel eens, waarom vind je dit? Kun je een voorbeeld geven van...? Hoe weet je dit zo zeker? Wat heb je dan gezien in onze stad/wijk? (maak het klein) Speelt het een grote rol in je leven?
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Hoewel de basis voor een veilig gesprek in principe altijd hetzelfde is – zoals we in voorgaand gedeelte hebben beschreven – is elk maatschappelijk thema dat de klas in komt natuurlijk anders. Elk thema heeft in zekere mate elementen die extra aandacht verdienen tijdens een veilig gesprek. Bijvoorbeeld omdat het gevoelig ligt, er emoties mee gemoeid zijn, het persoonlijk kan worden of omdat het soms direct of indirect gaat om discriminatie en/of racisme. Daarom geven we hier bij enkele belangrijke thema’s specifieke handvatten om het gesprek over deze thema’s zo goed en vooral veilig mogelijk te laten verlopen. 2. Extra handvatten bij maatschappelijk gevoelige thema’s • 2.1 Seksuele vorming • 2.2 Discriminatie en racisme • 2.3 Mentaal welzijn • 2.4 Actualiteiten Ga direct naar 12
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Omdat kinderen al op jonge leeftijd relaties aangaan, vriendschappen ontwikkelen, verliefd worden en hun eerste ervaringen opdoen met seksualiteit (het ontdekken van hun lichaam, zoenen, de eerste seksuele gevoelens), is het belangrijk – en bovendien verplicht – om ook op school aandacht te hebben voor seksuele vorming, seksuele voorlichting en seksuele en genderdiversiteit (Kennisdossier relationele en seksuele vorming, sd). Voor leerlingen is dit thema vaak een spannend thema, en daarom ook voor leraren. Het is een thema dat heel persoonlijk is, dat gevoelig kan liggen en dat soms zelfs in de taboesfeer ligt. Daarnaast is er maatschappelijk gezien ook veel om te doen, en dat raakt ook de school. Denk bijvoorbeeld aan de Week van de Lentekriebels, waarbij voor heel het onderwijs het vraagstuk op tafel werd gelegd of er wel een noodzaak is voor seksuele vorming op school en, zo ja, wat er dan precies aan leerlingen wordt verteld. Onder dit thema valt ook de groeiende weerstand tegen de lhbti+- gemeenschap, die zich ook uit binnen school. Denk maar aan de moeilijkheden die je als school kunt ondervinden bij het meedoen aan Paarse Vrijdag. Niet alleen wordt steun aan de regenbooggemeenschap vaak weggezet als ‘woke-onzin’, maar uit onderzoek (Akkermans, Kloosterman, Moons, Reep, & Tummers-van der Aa, 2022) en (Geerlings, J., Speelman, I. (2023, Juli)) blijkt nog steeds ook dat lhbti+-leerlingen vaker gepest worden dan heteroseksuele leerlingen en ook vaker te maken krijgen met discriminatie en zelfs geweld. Als er op school respect en aandacht is voor sekse, gender- en seksuele diversiteit, dan zal dit bijdragen aan een veilig en positief schoolklimaat (Waarom is aandacht voor genderdiversiteit en seksuele diversiteit in het onderwijs belangrijk?, sd). Algemene adviezen bij dit thema • Bij sekse, gender en seksuele diversiteit gaat het niet alleen over lhbti+-leerlingen. Alle leerlingen hebben een sekse, een gender en een seksuele oriëntatie. En alle jongeren onderzoeken dit bij zichzelf. • Het is belangrijk dat alle leerlingen weten dat ze zichzelf mogen zijn, ook op school. Ongeacht wat hun sekse, gender en seksuele oriëntatie is. • Praten over seksuele en genderdiversiteit gaat in de meeste gevallen dus ook niet over seks en intimiteit, maar over mogen zijn wie je bent. • Seksuele vorming gaat niet alleen over seksuele voorlichting. Het is breder en gaat ook over belangrijke vaardigheden en thema’s die van jongs af aan belangrijk zijn, zoals je lichaam, vriendschap, relatievorming en weerbaarheid. Door kritische reflectie en open gesprekken leren jongeren dat hun lichaam van hen is, dat zij hun grenzen aan mogen geven en dat je nooit over de grenzen van een ander mag gaan. Dat helpt hen om nu en later zelf gezonde, veilige en bewuste keuzes te maken. 2.1 Seksuele vorming 13
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs • Nodig lhbti+-voorlichters uit die persoonlijke verhalen kunnen delen met de klas. Zie: • Jongeren, onderwijs en lhbti+ | COC • Zichtbaarheid ondersteunt de veiligheid. Als er ruimte voor is op jouw school, hang dan een lhbti+-poster op of -kunst. Of draag zelf een regenboogpin of gebruik een regenboogpen. Voor inspiratie, zie: • Paarse Vrijdag Posters | GSA netwerk • Poster Afgesproken! | Stichting School & Veiligheid • Een GSA, Gender and Sexuality Alliance, bouwt mede draagvlak op binnen de school. Binnen zo’n alliantie zetten lhbti+- en niet-lhbti+-leerlingen zich in voor een school waar iedereen zichzelf kan zijn. Het vergroot de zichtbaarheid van lhbti+ en maakt daardoor steun en acceptatie mogelijk. • Stappenplan | GSA netwerk Feiten, misinformatie en desinformatie Binnen dit thema heersen veel complottheorieën, zowel over het gedeelte seksuele voorlichting (seksualisering van kinderen) als over gender- en seksuele diversiteit (antigenderbeweging). Wat kun je daartegen inbrengen? • Benoem wanneer je een anti-lhbti+-complottheorie ziet of hoort, dat dit een complottheorie is en dat het dus onzinnige informatie is (debunken). Welke complottheorieën er zoal in omloop zijn lees je onder andere hier: • 10 keer vraag en antwoord over anti-lhbtiqa+ complottheorieën | Movisie • Leg uit waarom zo’n complottheorie schadelijk is (bijvoorbeeld omdat het de rechten van lhbti+-mensen ter discussie stelt of hen afschildert als ‘gevaarlijk’). • Leer leerlingen om zelf complottheorieën te herkennen, zodat ze hier ‘weerbaarder’ tegen worden (prebunken). Zie: • Zo herken je een complottheorie | Mediawijs Specifieke adviezen in de praktijk Hoe ga je om met stevige uitspraken van leerlingen binnen dit thema? • Taal is een gevoelig aspect bij dit thema. Er zijn heel veel verschillende woorden die bij de regenbooggemeenschap horen en dit blijft ook in ontwikkeling. Leer de juiste woorden en termen te gebruiken en spreek leerlingen ook inclusief (en met de juiste voornaamwoorden) aan. Verdiep je daarom eens in alle verschillende begrippen en hun betekenissen: • Begrippenlijst | GSA Netwerk • Waarom het belangrijk is dat jij inclusieve taal gebruikt in de klas | Gendi Betrek leerlingen er eventueel bij als je het niet precies weet. • Geef gefundeerde kennis mee, bijvoorbeeld over wat precies wat is (Wat is biseksualiteit? Wat betekent aseksueel zijn?) en laat zien dat lhbti+ zijn iets is van alle tijden en culturen. Zie: • Diversiteit in identiteit rond de wereld | VPRO • Accepteer niet dat er gescholden wordt met ‘homo’ of andere scheldwoorden. Begrens hierop. Daarmee zet je een stevige sociale norm. Ook al lijkt ‘homo’ roepen ingeburgerd – het wordt vaak ook tussen heteroleerlingen als grapje geroepen – het blijft ongelooflijk kwetsend en daarmee onveilig voor queerjongeren. • Benoem expliciet dat pesten van, negatief omgaan met, ongelijk behandelen van en/of gebruik van verbaal of fysiek geweld tegen lhbti+-leerlingen discriminatie is. Vermeld hier dan bij dat er ook andere vormen van discriminatie zijn, zoals moslimracisme, antisemitisme, anti-zwart-racisme, discriminatie van mensen met een beperking et cetera, en dat deze allemaal verboden zijn (zie 2.2 Discriminatie en racisme). • Nodig eens een theatergroep uit die een voorstelling speelt over dit thema en er met de klas een gesprek over voert. Inzetten op inleving en empathie is bewezen effectief, mits het aansluit bij de leerlingen qua religie, cultuur en leeftijd. Kijk bijvoorbeeld eens bij: • Theater AanZ • Live Your Story 14
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Een sociaal veilige school is een plek waar iedereen zich welkom, gezien en gewaardeerd voelt. Waar iedere leerling – ongeacht afkomst, huidskleur, religie, seksuele oriëntatie of andere kenmerken – het gevoel heeft erbij te horen. Discriminatie en racisme staan haaks op dit uitgangspunt, maar helaas komen ze ook in het onderwijs nog altijd voor. Iedereen heeft in zekere mate vooroordelen, bewust of onbewust, en dit kan doorwerken in hoe we met elkaar omgaan. Bij discriminatie gaat het om het maken van onderscheid op basis van persoonlijke kenmerken zonder dat dit onderscheid te rechtvaardigen is. Dat kan tot uiting komen in uitsluiting, ongelijke behandeling of vernedering. Er is een belangrijk onderscheid tussen feitelijke en ervaren discriminatie. Bij feitelijke discriminatie is er juridisch of objectief gezien sprake van ongelijkheid. Bij ervaren discriminatie gaat het om wat iemand subjectief als discriminerend ervaart, ook als dit niet formeel onder discriminatie valt. Omgekeerd kan iets wat juridisch als discriminatie geldt, door betrokkenen onbewust worden genegeerd of niet als zodanig worden herkend (Felten & Broekroelofs, 2022). Voor leraren en andere onderwijsprofessionals is het essentieel om een actieve rol te spelen in het voorkomen en aanpakken van discriminatie en racisme. Algemene adviezen bij dit thema • Ken het verschil tussen stereotypen en vooroordelen: • Stereotypen zijn vaste beelden over een groep mensen; vaak simplificaties. • Vooroordelen zijn oordelen die hieruit voortkomen en die het gedrag en de omgang kunnen beïnvloeden. • Spreek je uit: Een duidelijke en positieve norm maakt duidelijk dat iedereen gelijkwaardig is, ongeacht achtergrond. Laat in je woorden en daden blijken wat normaal en wenselijk gedrag is in de klas. • Treed op tegen leerlingen die discriminerende of racistische opmerkingen maken of zulk gedrag vertonen. Zelfs als leerlingen uitingen als ‘grapjes’ of ‘niet kwetsend’ bedoeld zien blijft het belangrijk om te corrigeren. • Verbind het thema aan bredere onderwerpen, zoals rechtvaardigheid, mensenrechten en diversiteit. • Bespreek wetten die discriminatie verbieden en leg uit waarom die wetten bestaan: omdat de samenleving discriminatie afkeurt. • Help leerlingen begrijpen en zien dat inclusiviteit een breed gedragen norm is binnen jullie klas en school. • Bespreek de verschillende vormen van discriminatie – zoals islamofobie, homofobie of racisme – in samenhang met elkaar. Dit laat zien dat onderliggende mechanismen vaak overeenkomen, zoals uitsluiting op basis van een groepskenmerk. • Probeer diversiteit aan te moedigen binnen je klas. Dit kan ook via je lesmateriaal, de boeken die op de leeslijst staan, de lunch, de posters et cetera. Kijk voor inspiratie op: • Wat werkt bij het verminderen van discriminatie | KIS • Pas op met het uitnodigen van sprekers of het tonen van media die qua taal, cultuur of leeftijd onvoldoende aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen. Als leerlingen zich niet kunnen identificeren met de spreker of het materiaal, gaat het effect van empathie verloren. Zie bijvoorbeeld: • Leeswijzer voor diversiteit en inclusie in jeugdliteratuur | Stichting Lezen • Polarisatie tegengaan met theater op school | KIS • Vermijd werkvormen waarin stereotypen benoemd worden, zoals ‘Wat vinden jullie typisch aan…?’. Dit kan bestaande vooroordelen versterken, zelfs als het doel is ze te ontkrachten. Zie: • Database antidiscriminatie-interventies | KIS 2.2 Discriminatie en racisme 15
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Feiten, misinformatie en desinformatie Binnen dit thema bestaat veel desinformatie. Denk bijvoorbeeld aan informatie over minderheidsgroeperingen. Wat kun je daar als leraar tegen inbrengen? • Benoem wanneer je een complottheorie ziet of hoort, dat dit een complottheorie is en dat het dus onzinnige informatie is (debunken). Welke complottheorieën er in omloop zijn lees je onder andere hier: • Antisemitische en antimoslimracistische complottheorieën: hoe voorkom je ze? | Movisie • Leg uit waarom zo’n complottheorie schadelijk is (bijvoorbeeld omdat het de rechten van mensen ter discussie stelt of omdat het mensen afschildert als ‘gevaarlijk’). • Leer leerlingen om zelf complottheorieën te herkennen, zodat ze hier ‘weerbaarder’ tegen worden (prebunken). Zie: • Zo herken je een complottheorie | Mediawijs Specifieke adviezen in de praktijk Hoe ga je om met stevige uitspraken van leerlingen binnen dit thema? • Racisme en discriminatie zitten soms ook in alledaagse taal. Er zijn heel veel verschillende woorden in omloop en dit blijft ook in ontwikkeling. Leer de juiste woorden en termen te gebruiken en neem je leerlingen hierin mee. Verdiep je eens in alle verschillende begrippen en hun betekenissen. Zie bijvoorbeeld: • Zwartwerken, zwartrijden, maar een wit voetje halen? | KIS • Accepteer geen discriminerende of racistische uitspraken. Leg uit waarom een opmerking kwetsend, discriminerend of racistisch is en begrens. Hiervoor kun je altijd terugvallen op Artikel 1 of op de schoolregels. Hierbij is het belangrijk om de uitspraak goed in te schatten: • Is het een grap? Leg het uit en vraag aan de leerling een ander woord te gebruiken. • Is het uit onwetendheid of angst? Vraag door om te achterhalen welke behoefte van de leerling hierachter zit. Afhankelijk van wat erachter zit kun je daarop inspelen. • Vermijd gesprekken of discussies waarin oordelen worden uitgelokt over minderheden. Vragen zoals ‘Hoe denken jullie over homoseksualiteit?’ kunnen een podium geven aan discriminerende opmerkingen of het idee dat zulke meningen normaal zijn. • Probeer een vooroordeel niet rationeel te weerleggen. Het benoemen van stereotypen versterkt ze juist, ook als ze daarna worden weerlegd. Zie bijvoorbeeld: • Het thema discriminatie behandelen? Tips voor docenten | KIS • Vooroordelen verminderen: zo doe je dat | KIS 16
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Algemene adviezen bij dit thema • Begin een gesprek over mentale gezondheid en gerelateerde (zware) onderwerpen alleen wanneer er een veilige sfeer heerst. Als er lacherig wordt gedaan of het rumoerig is in de klas is dat geen situatie waarin leerlingen veilig hun ervaringen kunnen delen en/of vragen kunnen stellen. • Als er wordt gesproken over suïcide, als je hoort of vermoedt dat een leerling hierover nadenkt, als je signalen opvangt van zelfverwondend gedrag of als je je zorgen maakt over een leerling, win dan advies in bij bijvoorbeeld Stichting 113 Zelfmoordpreventie of de GGD of GGZ. Maak altijd een melding bij de leerjaarcoördinator/zorgcoördinator, het zorgteam of bij je leidinggevende, zodat die de vervolgstappen kunnen bepalen. Zie voor meer informatie: • Rol van het onderwijs binnen suïcidepreventie | Stichting 113 Zelfmoordpreventie • Zorg dat leerlingen weten waar ze terechtkunnen. Binnen de school bij de vertrouwenspersoon, de externe vertrouwenspersoon of de zorgcoördinator. En buiten school bij organisaties als Stichting 113 Zelfmoordpreventie, MIND Us of De Kindertelefoon. Hang deze informatie op in de klas/school en spreek erover in de klas. Leg ook uit dat leerlingen altijd hun huisarts kunnen vragen om hulp en advies. Zijn deze stappen te groot? Laat je leerlingen dan weten dat het ook voldoende kan zijn om iemand in hun nabije omgeving in te lichten, denk aan een vriend, een vertrouwd persoon op school et cetera. Zie voor meer informatie: • Stichting 113 Zelfmoordpreventie • MIND Us • De Kindertelefoon • Geef bij klassikale of groepsgesprekken aan dat leerlingen niets hoeven te zeggen en alleen kunnen luisteren als ze dat fijner vinden. Stel liever geen directe vragen aan leerlingen als ‘Heb jij weleens last gehad van depressiviteit?’, ‘Ken jij iemand met een eetstoornis?’ of ‘Heb je weleens rouw meegemaakt?’. Deze vragen zijn vaak te persoonlijk en kunnen een onveilig gevoel geven. Mocht het gesprek goed opstarten maar alsnog een wending krijgen waarbij het niet meer serieus wordt genomen of te rumoerig wordt, leg het gesprek dan stil. Als het niet lukt om verder te gaan, geef dat dan aan en hervat het gesprek bij een volgende les. • Zorg voor nazorg. Als er zware onderwerpen besproken worden is het belangrijk dat het niet bij die ene les blijft en dat je er nog eens op terugkomt. Vraag aan de leerlingen of zij er nog over na hebben gedacht en of er nog vragen zijn. Als er persoonlijke zaken gedeeld zijn in de les of bij jou als leraar naar aanleiding van de les, zorg er dan voor dat de leerlingen bij iemand terechtkunnen. Vraag de leerlingen ook nog eens of zij het er nog met jou over willen hebben, zodat het duidelijk is voor de leerlingen dat hun gevoelens en ervaringen ertoe doen. Waar gesprekken over mentaal welzijn in het verleden vooral privé of buiten het klaslokaal plaatsvonden, vinden we deze nu ook steeds meer in het klaslokaal. Via sociale media, series en influencers, maar ook school- of overheidscampagnes, treedt het onderwerp steeds meer op de voorgrond. Het is een positieve ontwikkeling dat leerlingen hun mentale gezondheid bespreekbaar maken met vrienden en klasgenoten. Maar onderwerpen zoals stress, depressiviteit en angstklachten liggen vaak gevoelig – het is niet vanzelfsprekend dat de leerlingen woorden weten te geven aan hun gevoelens en ervaringen. Het uitproberen hiervan is spannend en veelbetekenend voor de groepsdynamiek en het zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid van de leerlingen. Tegelijkertijd kan het juist bijdragen aan meer begrip, minder stigma en het inzetten van ondersteuning aan de leerlingen. 2.3 Mentaal welzijn 17
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Specifieke adviezen in de praktijk Laten we een voorbeeldsituatie bekijken. Tijdens een moment dat leerlingen in groepjes aan het werk zijn hoor je een leerling vertellen over een klasgenoot die al weken ziek is. De leerling roept door de klas: ‘Hij is niet echt ziek, hij is zogenaamd depressief omdat hij geen zin heeft in school!’ Je merkt dat sommige leerlingen lachen en andere leerlingen er juist niet op reageren. Dit kan een moment zijn om het gesprek aan te gaan met de klas. In ieder geval is het nodig dat je laat weten dat deze opmerking niet oké is. Dit is een voorbeeldsituatie waarbij je je niet hebt kunnen voorbereiden op het specifieke onderwerp van depressiviteit. Het kan daarom zijn dat je er niet te diep op in wilt gaan, ook omdat je niet weet wat er precies speelt bij de leerling in kwestie. Om die reden kan het slim zijn om het breed te houden en ervoor te waken dat je niet alsnog zelf uitnodigt om deze leerling in de klas te bespreken zonder dat diegene erbij is of je toestemming hebt om de situatie te bespreken. Handelingsadviezen: • Begin door aan te geven dat het niet wenselijk is om de situatie van een medeleerling achter diens rug om te bespreken. • Merk op dat mentale gezondheid een gevoelig onderwerp kan zijn voor iedereen, maar dat het tegelijkertijd bij veel mensen speelt (bij iedereen weleens, tot op zekere hoogte) en dat het juist goed is om het erover te hebben. • Je kunt aangeven dat het je goed lijkt om het op een later moment te bespreken, zodat jij als leraar de tijd hebt om dit thema voor te bereiden. Of je kunt het gesprek open ingaan en aangeven dat je er wellicht ook nog niet zoveel over weet, maar wel graag het gesprek aangaat met je leerlingen. Je kunt bijvoorbeeld vragen naar wat leerlingen weten over depressiviteit en de open vraag stellen waarom het moeilijk kan zijn om het daarover te hebben. Afhankelijk van de veiligheid in de klas, de vertrouwelijkheid en de openheid binnen de groep kun je het over specifiekere onderwerpen hebben. Denk er dan weer aan dat jij de gespreksleider bent en eventuele grenzen dient aan te geven. • Als je zelf kennis hebt over mentale gezondheid en in dit geval specifiek depressiviteit, zou je die kennis met de leerlingen kunnen delen. Je kunt ook een werkvorm aanhalen waarbij je bij de leerlingen ophaalt wat zij weten over het onderwerp. Laat weten dat het veel verschillende vormen kan aannemen en dat er verschillende manieren en richtingen van zorg bij kunnen komen kijken. • Het kan goed zijn om een expert in te schakelen, voor de professionaliteit van jou als leraar, maar wellicht ook voor je team of klas. Kijk hiervoor bijvoorbeeld bij: • Voorlichting, workshops en expertsprekers | Stichting 113 Zelfmoordpreventie • Ten slotte is het belangrijk dat je dit signaal serieus neemt en informeert bij de mentor/leerjaarcoördinator of de absentie of de situatie van de leerling bekend is. • Bij ‘Praatpower’ kun je ervaringen lezen van andere leerlingen en leraren als het gaat om het bespreken van mentale gezondheid. Ook kun je je eigen ervaringen hier delen. • PRAATPOWER | voor Jeugd & Gezin • Als leraar of medewerker op een middelbare school kun je jezelf verdiepen in mentale gezondheid onder leerlingen en hoe je signalen goed kunt oppakken door de volgende online modules: • Check hoe jij een jongere kunt helpen met ‘De Checkers’| MIND Us Wat kun je doen als je merkt dat een leerling niet zo lekker in zijn/haar/hun vel zit? Wat zijn de signalen? Welke vragen kun je stellen? Wat kun jij doen om te helpen? En wat kun je beter niet doen? Deze online tool geeft tips. 18
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Algemene adviezen bij dit thema • Oefen met je klas om gebeurtenissen te bespreken die in het nieuws komen. Hierdoor creëer je al een fijne gespreksbasis en weten leerlingen waar ze aan toe zijn. Je kunt ervoor kiezen om daar soms even 5 of 10 minuten voor vrij te maken: ‘Wat hebben we vandaag gelezen of gezien waar we even iets over kwijt willen?’ Gebruik bij het oefenen laagdrempelige thema’s, zodat leerlingen gewend raken aan de gespreksstructuur en je die in kunt zetten als een lastige actualiteit langskomt. • Maak aan het begin van het gesprek duidelijk dat bij het bespreken van het nieuws er geen partij wordt gekozen door jou als gespreksleider, maar ook niet door de leerlingen. Zorg dat het helder is dat het niet een debat tussen twee partijen is, maar een gesprek met alle leerlingen samen. Het doel van het gesprek is plaatsmaken voor de gevoelens en behoeften van de leerlingen en praten over de gebeurtenissen. Het doel is dus nadrukkelijk niet om ‘de waarheid’ te bepalen of een kant te kiezen. Kijk hiervoor nog eens naar stap 3 van het gespreksmodel. • Blijf niet weg van zware termen of onderwerpen. Hoewel dit veiliger lijkt te zijn, waarderen leerlingen het wanneer er niet om de feiten heen wordt gedraaid en is het voor een goed gesprek noodzakelijk dat er wordt benoemd wat er speelt. Zo is de term ‘genocide’ bijvoorbeeld erg zwaar, maar wordt deze wel vaak genoemd in het nieuws en op sociale- mediakanalen. Dus het is goed om de term te bespreken, zodat de leerlingen geïnformeerd kunnen omgaan met nieuwe informatie. • Vraag waar leerlingen hun informatie vandaan halen en of ze het nieuws volgen via bijvoorbeeld TikTok of nieuwssites. Hebben ze het erover met hun ouder(s)/ verzorger(s) en/of vrienden? • Probeer vooral te zoeken naar overeenkomstige gevoelens en behoeften van de leerlingen in de klas. Verdriet, boosheid en angst zijn gevoelens die elke leerling kan voelen. Dit helpt om te voorkomen dat er twee ‘kampen’ in de klas ontstaan. Hoe zijn zij met het nieuws bezig bijvoorbeeld? Waar maken zij zich zorgen om? Kijk hiervoor bijvoorbeeld naar stap 2 van het gespreksmodel. Wat kun je beter vermijden? Zodra het toch lijkt te gebeuren dat er in de klas twee (of meerdere) groepen ontstaan, grijp je in. Hetzelfde geldt als er een debatvorm ontstaat, er grensoverschrijdende uitspraken worden gedaan, er op de persoon wordt gespeeld et cetera. Meer dan ooit komt de actualiteit het klaslokaal binnen. Door de continue toegang tot nieuwsberichten, ook feitelijk onjuiste berichten, komt elke leerling er meerdere keren per dag mee in aanraking. Dat de leerlingen op de hoogte zijn van maatschappelijke ontwikkelingen en deze met elkaar bespreken valt alleen maar aan te moedigen. De keerzijde is echter de grote invloed van groeperingen op (onder andere) sociale media op de leerling. Denk aan onder jongeren populaire influencers die op TikTok of Instagram live gaan om hun mening te uiten en anderen aanmoedigen deze mening over te nemen en/of in actie te komen. De beïnvloedbaarheid van de meeste leerlingen/jongeren is hoog. Dit hoeft niet te betekenen dat zij geen verstand van zaken hebben, maar wel dat zij zich makkelijker zouden kunnen aansluiten bij de mening van de groep(en) waar zij het meest mee in aanraking komen. Vaak wordt (impliciet) van de vakdocenten van geschiedenis, maatschappijleer en filosofie verwacht dat zij actualiteiten in de les aanhalen. Dat is deels begrijpelijk, aangezien deze vakken vaak raakvlakken hebben met de onderwerpen. Toch is het lang niet altijd in te plannen in welk lesuur er vragen worden gesteld door leerlingen en of het roostertechnisch overeenkomt met de actualiteiten. Ook kan het gesprek bij andere vakken ontstaan – het is dan goed om te weten hoe je er een goed gesprek over kunt voeren. 2.4 Actualiteiten 19
Gespreksleidraad voor leraren in het voortgezet onderwijs Specifieke adviezen in de praktijk Om het bespreken van nieuws of actualiteiten te illustreren, gebruiken we als voorbeeld de ontwikkelingen rondom Israël en Palestina. Hier zie je hoe ingewikkeld het bespreken van nieuws in de les kan zijn: Zo is het geen religieus conflict, maar kan dit op school wel zo tot uiting komen onder leerlingen met een islamitische of joodse achtergrond. Probeer zo veel mogelijk ruimte te maken voor zowel wat de leerlingen voorbij hebben zien komen in het nieuws, als hun gevoelens daarbij. Bij beladen onderwerpen als deze is het belangrijk dat je bent voorbereid en van tevoren hebt bepaald wat je wel en wat je niet toelaat. In het geval van de actualiteiten rondom Israël/Palestina: • Geef aan dat het gaat om een politieke strijd dáár; het is dus geen inherente religieuze strijd. Maak duidelijk dat er bijvoorbeeld genoeg joodse mensen in Nederland zijn die de Israëlische regering veroordelen op hun daden en ook Palestijnse mensen die Hamas veroordelen. Zie ook: Antisemitisme: oud fenomeen, actuele aanpak | KIS • Maak duidelijk dat het gaat om een omvangrijk historisch conflict dat niet in een paar lessen te begrijpen valt. Het is ook goed om eventueel eerlijk aan te geven dat jij er ook niet alles van weet en dat dit gesprek vooral is bedoeld om de actualiteit te bespreken en elkaar ruimte te bieden. Wat kun je beter vermijden? Wanneer het gesprek over religies neigt te gaan, maak je duidelijk dat religie niet de grondslag is van de oorlog. Geef aan dat het op school (en in de maatschappij) onwenselijk is dat er religieuze conflicten ontstaan en dat we er juist samen veilig over leren praten in de klas. Laten we ter illustratie weer een concrete voorbeeldsituatie bekijken: leerlingen vallen elkaar verbaal aan en uiten verwijten als ‘Jij verdedigt Israël, dus jij staat achter het vermoorden van kinderen!’ of ‘Jij neemt het op voor Palestina, dus jij bent antisemiet!’. Handelingsadviezen: • Grijp direct in om te begrenzen door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Stop even. We maken geen verwijten naar anderen. We willen wel met elkaar in gesprek, dus vertel eens: hoe komt het dat je er zoveel mee bezig bent?’ • Herhaal het gespreksdoel: ‘Ons doel is om het er met elkaar over te hebben. We willen het hebben over waarom dit onderwerp zo raakt en waardoor het effect heeft op ons eigen leven.’ • Het is erg lastig om zo neutraal mogelijk te blijven (complete neutraliteit is sowieso niet mogelijk), maar dit is wel nodig om het veilig te houden voor elke leerling. Dat betekent echter niet dat je geen feitelijke gebeurtenissen (en de impact daarvan) kunt bespreken. Kijk hiervoor nog eens naar stap 2 van het gespreksmodel. • Erken dat zowel jijzelf als ook de leerlingen niet alles weten over de geschiedenis van het conflict. • Je kunt een of meerdere lessen besteden aan de geschiedenis van het conflict. Bijvoorbeeld een les geschiedenis of maatschappijleer of een mentorles. Gebruik dan eventueel bestaand materiaal, zie hiernaast bij ‘informatie en lesideeën’. • Moedig leerlingen aan om het nieuws te volgen, het liefst via meerdere bronnen. Vergelijk nieuwsartikelen en invalshoeken met elkaar en kom hier in volgende lessen op terug. Zo kun je bij het bespreken van nieuwe ontwikkelingen terugvallen op eerdere perspectieven en gebeurtenissen. Hier zou je ook bronbetrouwbaarheid kunnen bespreken. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld deze webpagina: • Bronnen beoordelen | Universiteit Utrecht • Zorg zo veel mogelijk voor een rustige afsluiting en reflecteer samen op het gesprek. Waarschijnlijk is wanneer het lesuur eindigt nog niet alles besproken en zijn er meer leerlingen die nog wat willen delen. Een afsluiting waarbij je terughaalt wat er is besproken en aangeeft er de volgende keer verder over te willen praten, zorgt ervoor dat de leerlingen zo goed mogelijk verder kunnen met hun dag. Kijk ook bij stap 6 van het gespreksmodel. • Het zou kunnen – doordat leerlingen bijvoorbeeld thuis vertellen over het gesprek – dat ouders vragen hebben over wat er is besproken of zich zelfs in de discussie willen mengen. Geef dan aan dat het belangrijk is om in de klas gesprekken te voeren over de actualiteit als dit de klas binnenkomt. En laat weten dat je als leraar professioneel bekwaam bent in het veilig begeleiden van zulke gesprekken. Ga niet inhoudelijk in op het thema. Kijk voor meer informatie en lesideeën die je in zou kunnen zetten op: • TvA Staakt-het-vuren in Gaza - Lesmateriaal | ProDemos • Lesmateriaal | Ter Info • LessonUp • Het Israëlisch-Palestijns conflict: handreikingen en leermiddelen | Expertisepunt Burgerschap • Impact oorlog tussen Hamas en Israël op scholen | Stichting School & Veiligheid 20
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=